U komt over als een emotieloze, vlakke man, zegt de onbevooroordeelde president van de rechtbank tegen Cees.
De president bedoelt dat niet kwaad of vooringenomen.
Sterker nog, hij haalt alles uit de kast om Cees ook maar iets zinnigs te laten zeggen.
Smeekt bijna: ‘U moet ons wel de kans geven een juiste beslissing over u te nemen.’
Maar Cees zegt niet veel en niks zinnigs.
Na een uur trekken laat de president zich achterover in zijn stoel vallen.
Diepe zucht: ‘Ik heb in ieder geval mijn best gedaan.’
Op het eerste gezicht lijkt de zaak niet zo heel ingewikkeld.
Op 10 augustus dit jaar, rond half twee in de nacht, fietst een groepje jeugd richting het centrum van Delfzijl. Ineens komt er een groene auto aan. In de bocht naar rechts schiet de auto de verkeerde weghelft op. Hans die voorop fietst, wordt geschept en vliegt door de lucht.
De groene auto rijdt door.
Met hoge snelheid, wel 40 à 50 kilometer per uur, veel te hard, keihard op ons af, verklaren diverse getuigen.
Een van hen weet het kenteken te noteren.
Terwijl Hans wordt overgebracht naar het ziekenhuis met een dubbele beenbreuk en wordt geopereerd, gaat de politie op zoek.
Aan de hand van het kenteken komen ze uit bij een garagebedrijf.
Die groene auto, zegt het garagebedrijf nog die nacht, is door onze Cees meegenomen, onze monteur die hier al tien jaar werkt, onze APK- keuringsmeester ook.
Zo komt de politie rond half zes die ochtend thuis bij Cees.
De groene auto staat op de oprit, met beschadigde koplamp, met een strip die er niet meer is. Maar die strip is wel mooi op het plaats van de frontale aanrijding gevonden. Met banden ook die overeenkomen met de bandensporen op het wegdek.
Het is hebbes.
Cees wordt uit zijn bed gebeld en moet mee naar het bureau.
Hij praat met dubbele tong vanwege de drank.
Hij zegt van geen aanrijding te weten.
Hij zegt van geen aanrijding te weten.
De agenten: ‘Dat zullen we dan nog wel eens zien.’
Maar Cees houdt vol.
Hij heeft die avond niet gereden.
Later komt hij daar op terug.
Goed, hij was naar het oude zeemanscafé geweest, wat gedronken, vijf, zes glazen, en toen, tegen middernacht naar huis gegaan.
Met de auto, ja.
Thuis had hij ook nog wat gedronken, vier, vijf, zes misschien, flesjes, de hond uitgelaten en toen was hij gaan slapen.
Hij had eerst even gelogen omdat hij sinds mei niet bevoegd is een motorrijtuig besturen. Omdat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard. Omdat hij met drank op achter het stuur had gezeten, niet voor het eerst.
Hij dacht, als mijn baas dat hoort, dan kan ik het als APK-keuringsmeester wel schudden.
Maar een fietser aangereden? Nee. Om half twee lag hij al te slapen.
En die auto dan?
Tja. Dat was de leenauto, die had hij meegenomen van zijn werk. De afspraak met zijn werk was dat de sleutel achter het zonneklepje werd verborgen, en de deur nooit op slot.
Cees zegt: ‘Als ze ‘m nodig zijn voor ’t werk, kunnen ze ‘m zo pak’n. Doen we al tien jaar zo.’
De rechters zeggen dat de plek waar de fietser is aangereden, op de route ligt die het meest logisch is tussen het café en het woning van Cees.
Zeggen ook dat het hen opvalt dat Cees sommige dingen nog heel goed weet, maar andere dingen die hem minder goed uitkomen, weer niet.
Dat dat het verdringingsmechanisme kan zijn, maar dat dat ook net zo goed niet zo kan zijn.
Dat Cees al veel vaker met justitie in aanraking is geweest en altijd met drank op en een auto.
De president zegt: Leg nou eens aan drie rechters en aan de jongeman die achter in de zaal zit uit waarom u met zo’n strafblad en drank op toch weer in de auto stapt.
Cees: ‘Ik kan het niet uitleggen.’
Rechters: Probeer het eens.
Cees: ‘Weet niet. ’t is Gebeurd.’
Rechters: Kan het zijn dat u zich een uurtje vergist, dat u toch later naar huis bent gegaan dan rond middernacht?
Cees, stellig: ‘Nee.’
Hans, achter in de zaal, vreest dat zijn been voor hij op stage moet in februari 2009 nog niet voldoende hersteld zal zijn. Dat betekent dat zijn opleiding aan de zeevaartschool op Terschelling averij oploopt.
Cees heeft een drankprobleem, zegt de officier van justitie.
De rechters vragen of hij daar aan geholpen wil worden.
Cees: ‘Als ’t moet.’
Lekker gemotiveerd, zeggen de rechters.
De officier twijfelt niet.
Het was Cees die reed in die groene auto, in die bocht naar rechts en toen op de verkeerde weghelft.
En het is niet zo, dat anderen, toen hij lag te slapen, de auto hebben meegenomen, een fietser omver hebben gereden en toen de auto weer op de oprit hebben gezet.
Hij draait en liegt, zijn verklaringen zijn niet aannemelijk.
Hij heeft ook niets in het werk gesteld om de waarheid boven tafel te krijgen.
De officier eist twee jaar gevangenisstraf, waarvan acht maanden voorwaardelijk en een ontzegging van de rijbevoegdheid gedurende de drie jaar, ingaande de dag dat hij uit de gevangenis komt. En hij moet zich laten behandelen aan zijn biergebruik.
De advocaat zegt dat de zaak misschien toch wat ingewikkelder is dan die op het eerste gezicht lijkt.
Kijk maar, zegt ze: ‘Meneer heeft een probleem met alcohol en verkeer. Maar dan kan het niet zo zijn dat we zeggen, dan zal hij dit ook wel hebben gedaan. Hij verklaart dat hij niets van die aanrijding weet. Logisch dus dat hij zich het ook niet kan herinneren. En niemand heeft hem gezien. Hij zegt, bedacht hij zich later, dat hij bij thuiskomst nog heeft gechat op de computer. Met Stefan. Dat heb ik gecheckt. Hij chatte: ‘Ik ga zo naar bed.’ Dus hij was wel thuis. Het is bijzonder spijtig voor het slachtoffer, maar er zit een manco in het verhaal van de officier. Zijn verhaal is misschien niet logisch, maar hij hoeft toch vanuit de gevangenis zijn eigen onschuld niet te bewijzen?
Misschien, zegt de advocaat, zijn het wel kwajongens geweest.’
Misschien wel.
Rob Zijlstra
UPDATE – uitspraak – 8 december 2008
Het verhaal van Cees is ongeloofwaardig en het alternatief dat hij aandraagt – het moet iemand anders zijn geweest – is niet aannemelijk. Schuldig aan de artikelen 6 t/ m 9 van de Wegenverkeerswet: 15 maanden gevangenisstraf waarvan 5 voorwaardelijk en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden.
Kijk, deze keer een voorbeeld dat er door de rechtbank misschien wel veroordeeld wordt op basis van een aanname. Naar alle waarschijnlijkheid zal de verdachte in kweste dit ongeval wel op zijn geweten hebben, maar 100 procent zeker is het niet.
Ooit heb ik ook een dergelijke aanname gedaan. Een collega die zich om de haverklap ziek meldde. Op het moment dat ik bijna openlijk wilde verklaren dat het geveinsd was, bleek dat hij in die periode het dubieuze geluk had dat een nieuwe tandarts zijn hele klantenbestand van een gereviseerd gebit voorzag, waaronder deze collega….
Ook al ga ik er vanuit dat de chauffeur in het verhaal van Rob wel veroorzaker is van het ongeval, kan ik me voorstellen dat in dergelijke vergelijkbare gevallen er wel eens door de rechtspraak de plank wordt misgeslagen.
Zo’n chatte dat is toch na te gaan?
@ Alex: er is blijkbaar niemand die belang heeft bij zulke vragen.
Het antwoord heb ik er niet op maar het lijkt me wel na te gaan. Boze tongen zouden kunnen beweren dat het inderdaad is nagegaan maar dat het antwoord niet uitkwam.
@ G: worden mensen ziek van gereviseerde gebitten? 🙂