Het is donderdag en het wil niet vlotten in zittingszaal 14, het onderkomen van de meervoudige strafkamer van de Groninger rechtbank.
Om negen uur zitten drie verdachten met even zoveel advocaten klaar om te worden berecht.
Het zijn twee Delfzijlsters die in Winschoten wonen en een aangetrouwde mevrouw uit Duitsland.
Ze zouden drugs, hennep in dit geval, naar Hamburg hebben gesmokkeld.
Wel achthonderd kilo, zegt de officier van justitie later.
Dat is best veel.
Maar een half uurtje later staat het verdachte trio al weer buiten het gerechtsgebouw.
Een van de advocaten had lelijke dingen geroepen over het dossier, dat het dossier niet compleet is en dat dat wel moet.
De officier van justitie sputtert tegen, maar haalt bakzeil.
De advocaat heeft gelijk, zeggen de rechters.
De strafzaak wordt daarom aangehouden en de mopperende officier moet nu duizenden telefoontaps aan het strafdossier toevoegen.
De tweede zaak staat pas om half twaalf op de rol.
De verdachte is een 36-jarige man die wordt verdacht van het kraken van een Fiat Cinquencento in de parkeergarage onder het Holland Casino en van het stelen, op diezelfde dag, van een fiets.
Met een strafeis van vier maanden cel wordt hij een half uurtje na aanvang van de zaak teruggebracht naar het huis van bewaring in Ter Apel.
De man, geboren in het Marokkaanse Oujda, spreekt goed Nederlands, maar aan wat hij goed zegt is een half uur lang geen touw vast te knopen.
Hij wordt dertig keer onderbroken.
‘Waarom zou je een lekkere maaltijd gaan halen’, is zijn antwoord in alle ernst op de vraag van de rechters waarom hij het misschien wel heeft gedaan of niet.
Om half twee staat de derde en laatste zaak op de rol.
De laatste al omdat er ’s middags een feestje is.
Er worden vier al beëdigde magistraten geïnstalleerd – een rechter en drie officieren van justitie – en daar zit altijd een receptie vol borrelpraat in het gerechtsgebouw aan vast.
Rechtbankverslaggever wordt onrustig.
Want er is nog geen spoor van de opgeroepen verdachte.
Er is niet eens een advocaat.
Strafzaken zonder verdachten halen doorgaans niet deze plek, want wat moet het verhaal dan zijn?
Het ziet er naar uit dat ik met lege handen naar de krant moet.
Niks te schrijven, dat kwam nog nooit voor.
Voor alle zekerheid ga ik toch maar luisteren en dat zal een redding blijken.
Het verhaal dat in de bijna lege rechtszaal wordt verteld, is dat van de 29-jarige Ruud uit Oude Pekela.
Hij wordt bewusteloos in een woning in Stadskanaal aangetroffen.
Als de gewaarschuwde politie arriveert, zeggen aanwezigen dat de man GHB heeft genuttigd. Hij wordt met spoed overgebracht naar het ziekenhuis.
De agenten ter plaatse doen onderzoek.
In de auto van de bewusteloze Ruud is het raak: de agenten vinden zakjes vol XTC-pillen, speed, een flesje met lobbig water dat na onderzoek inderdaad GHB is, plastic zakjes met sluitstrip waarin doorgaans drugs wordt verkocht en een nauwkeurig weegschaaltje.
Ofwel, de uitrusting van een drugsdealer.
De boel en de auto worden in beslag genomen.
Niet lang daarna meldt de inmiddels weer levende Ruud zich op het politiebureau.
Hij wil zijn auto wel terug.
De man erkent bij de politie dat de aangetroffen drugs en ook het dealermateriaal van hem is.
Hij geeft toe te drugshandelen, maar alleen vrienden zijn zijn klanten.
De politie schrijft het op zoals dat hoort en levert het dossier in bij het openbaar ministerie. Daar wordt de zaak gewogen en besloten een dagvaarding naar de drugsdealer te sturen, inclusief de oproep op donderdagmiddag om half twee in zittingszaal 14 te verschijnen om daar terecht te staan.
Nu Ruud er niet is en ook geen advocaat om het voor hem op te nemen, lijkt de afhandeling van de strafzaak een kwestie van een hamerstuk.
Maar dan.
De officier van justitie zegt geplaagd te worden door grote aarzeling.
Want, zo vraagt hij zich af: is het bewijsmateriaal dat de politie heeft verzameld, wel rechtmatig verkregen?
Het is een magistratelijke vraag waar hij ook zelf antwoord op geeft: neen, niet rechtmatig.
Toen de agenten de drugsman bewusteloos aantroffen, was hun eerste taak hulp te verlenen. In die sfeer werd de auto doorzocht, om te kijken of daar aanwijzingen waren die de nare toestand van de man konden verklaren.
Zo werd de drugs gevonden en daarmee veranderde Ruud van een patiënt in een verdachte.
Maar de doorzoeking van de auto gebeurde vanuit het oogpunt van hulpverlening. Een redelijk vermoeden dat de man ook drugsdealer was, kon er op dat moment niet zijn.
En bij een gebrek aan dat vermoeden, een redelijk vermoeden van schuld, had de politie de drugs niet mogen vinden.
Kortom, zo betoogt de officier van justitie als ware hij de advocaat die er niet is, het bewijs is onrechtmatig verkregen en dan zegt de wet dat het niet mag meetellen.
Resteert de gave bekentenis.
De aanklager: ‘Die kan ook niet helpen, want een bekentenis zonder steunbewijs is onvoldoende bewijs.
De officier van justitie besluit zijn pleidooi: ‘De aarzeling die mij plaagt moet in dit geval uitpakken in het voordeel van de verdachte. En hoewel deze zaak dubieuze kanten heeft, eis ik vrijspraak.’
Rob Zijlstra
UPDATE – 24 september 2009 – uitspraak
De politie heeft de wet – artikel 2 politiewet – te ruim toegepast. De auto werd doorzocht nadat het slachtoffer (de latere verdachte) al was afgevoerd. De hulpverlening door de politie was daarmee klaar, er was vervolgens geen reden de auto te doorzoeken. Het bewijs – de gevonden drugs – is daardoor onrechtmatig verkregen. Aldus de rechtbank in het vonnis. Vrijspraak dus.
het vonnis (bron: rechtspraak.nl)
Pingback: Fruits of the poisonous tree « Rechtbankverslaggever
Typisch Groningse Rechtspraak; mensen worden bij verstek veroordeeld omdat de linkse pvda ambtenarij geen dagvaardingen verstuurd.
Goede redenering en dito eis. Afwachten wat de rechtbank ervan vindt.
@Ted: wat bedoel je? Er is (nog) geen sprake van een veroordeling. Er is wel een dagvaarding verstuurd in deze zaak, anders had die niet kunnen worden behandeld.
@Rob. Wat mij al lange tijd opvalt in veel berichten over verdovende middelen is, dat zo gauw er sprake is van drugs (meervoud) de bijbehorende persoonsvorm bijna altijd in het enkelvoud is. Zo ook nu in jouw verhaal: “Zo werd de drugs gevonden…” Het verbaast mij enigszins, want verdovende middelen en drugs is het zelfde: beide meervoud.
Ik weet best een en ander van de Nederlandse taal, maar ik zoek nu een verklaring.
Kan jij je licht er eens over laten schijnen?
slaat weer nergens op: officier is niet goed bij de les want er is hier sprake van een toevallige vondst. Er is niet gericht gezocht naar verdovende middelen.
Toevallige vondst mag zowel dienen als bewijs alswel aanleiding zijn tot nader onderzoek. MAW officier terug naar school….
@Peter:volgens mij is het begrip toevallige vondst hier niet van toepassing. Van een toevallige vondst kan sprake zijn als er bijvoorbeeld een controle is mbt de Drankwet en de controleur ook wapens ziet liggen. De controleur mag hier mee aan de slag omdat hij al een (juridische) reden (bevoegdheid) had om daar te zijn.
In bovenstaand verhaal hadden de agenten deze juridische reden niet. Ze waren niet bezig met een verkeerscontrole of een onderzoek naar drugshandel en hadden dus ook het recht niet om de auto te betreden en vervolgens te doorzoeken.
@Dee
Er is, mijns inziens, wel degelijk sprake van een verschil tussen verdovende middelen en drugs.
Zo is bijvoorbeeld Extacy wel een drug, maar zeker niet verdovend.
@Dee,
Drugs is meervoud. De (mijn) zin: ‘Zo werd de drugs gevonden…’ is dus (mijn) fout. Een andere verklaring is er niet.
Ik zal er beter op letten, let maar op.
robz
Krijgt ie zeker ook z’n XTC, speed, GHB en “gereedschap” terug…