Onder strafrechters

Er waren vandaag twee kwesties die op zich niets met elkaar te maken hebben.
De eerste kwestie betrof een ontmoeting tussen de persrechters en de president van de rechtbank van Groningen en het plaatselijke journaille: het jaarlijkse persgesprek.

De tweede, twee uur later, een halve kilometer verderop en van nationaal belang, was de oratie van prof. dr. mr. Rinus Otte, vice-president en raadsheer te Arnhem.
Otte aanvaarde het ambt van hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Zijn leeropdracht: de organisatie van de rechtspleging.

Otte heeft een boek geschreven, De nieuwe kleren van de rechter.
Daarin beschrijft hij zijn (niet-wetenschappelijke) bevindingen achter de schermen van de strafrechtspraak, over eigenwijze rechters.

Het persgesprek ging over de dagelijkse praktijk en praktische zaken.
Wij van de pers mochten de rechters vertellen wat ons niet zint en de rechters andersom.
De rechters zouden wel wat meer algemene verhalen willen, over de nieuwe gerechtelijke indeling bijvoorbeeld of eens een achtergrondverhaal over ondertoezichtstellingen.

Het journaille mopperde dat we de stukken (zittingslijsten, dagvaardingen) niet altijd op tijd krijgen.
De rechters beloofden dit te zullen aankaarten bij het openbaar ministerie, omdat we daar zelf ook een belang bij hebben.
Anders gaan wij maar bellen.

De rechters zeiden dat twitteren vanuit de rechtszaal iets kan toevoegen, maar dat cameraploegen die zich vooraf aanmelden zich tijdig moeten afmelden als ze toch niet komen. En dat er sommige rechters zijn die het storend vinden als wij journalisten tijdens zittingen in- en uitlopen.
Het journaille hekelde vervolgens de belabberde catering in het Groninger rechtbankgebouw.
We zeurden wat over de crimineel hoge prijzen van snacks in de snackautomaat.
Merkten op dat het wifi-signaal in de perskamer heel slecht is en dat er wel eens wat meer vonnissen op rechtspraak.nl mogen worden gepubliceerd.
En dat de toiletten smerig zijn.

We zijn kortom, op dingetjes na, best tevreden met en over elkaar.

Op naar Rinus Otte, een halve kilometer verderop.
Geert Knigge, oud-hoogleraar strafrecht en strafprocesrecht, stelde hem in de beeldschone aula van het academiegebouw voor aan ‘vrienden en bekenden’.
Knigge zei dat Rinus Otte (1961) een Zeeuw is met tegendraadse standpunten die van iets dodelijk saais als gedragsregels in het verkeer iets heel spannends kan maken.

De kwestie Otte lijkt van nationaal belang.
De afgelopen dagen berichtte vooral het landelijke journaille over zijn bevindingen.
In de krant die alle rechters lezen stond groot op de voorpagina dat er sprake is van een verstoorde werksfeer onder strafrechters.
Dat ze elkaar de tent uitvechten.
Dat strafrechters lui, ijdel en rot zijn.
Dat er sprake is van onprofessioneel gedrag, met roddel en achterklap en anonieme e-mail-campagnes over collega’s die nooit voor het leven aangesteld hadden mogen worden.
Strafrechtrechters hebben grote attitudeproblemen, zijn veeleisend en laten zich niet corrigeren.

Kortom: crisis in de strafrechtspraak waarbij onze snackprijzen, wifi-signalen en vies sanitair in het niet valt.

Maar toen de tegendraadse Rinus Otte begon te praten, klonk een ander geluid.
Zijn oratie zou 45 minuten aandacht vragen, maar in de trein op weg naar Groningen, ter hoogte van Hoogeveen, ontdekte hij dat de Senaat hem slechts dertig minuten gunde.
Braaf legde de hoogleraar zich hier bij neer.
Misschien dat het venijn in die niet uitgesproken vijftien minuten zat.

Otte zei in ieder geval dat strafrechters integere mensen zijn en dat er van crisis in de strafrechtspleging geen sprake is.
Van koppen in kranten die anders wilden doen geloven, distantieerde hij zich.

Er is wel wat aan de hand.

Strafrechters – professionals – hebben zich te veel laten ringeloren door managers die eind vorige eeuw hun intrede deden bij rechtbanken en gerechtshoven.
Rechters zijn als halve ambtenaren onderdeel van een keten geworden en voelen zich niet meer serieus genomen.
Dat heeft geleid tot onbehagen op de rechterlijke werkvloer.
Otte: ‘Rechters hebben het gevoel dat ze in een bureaucratie opereren.’
Gevolg: de strafrechter is vervreemd van het strafdossier, van het echte, inhoudelijke werk.

Komt nog bij: hoge werkdruk.
Rechters hebben nauwelijks nog invloed op het proces, maar worden er wel op afgerekend.
Letterlijk: de financiering stoelt op het aantal uitgesproken vonnissen, het eindproduct.

Het moet anders, oreerde Otte.
Hij bepleit meer autonomie voor de strafrechters.
Strafrechters dienen niet geknecht te worden, maar moeten het ambt weer als ambachtsmannen kunnen uitvoeren.
En al die managers met hun gestandaardiseerde werkprocessen die rechters als productieboeren zien, moeten op afstand worden gezet.

Strafrechters krijgen hun ambacht niet cadeau, als het aan Otte ligt.
Hij zei: ‘Om met wat meer egards te worden behandeld, moeten de rechters zich wel wat waardiger gedragen.’
Ze moeten zakelijker worden, meer verantwoording afleggen en meer verantwoordelijkheid nemen.
Dit alles zal het onbehagen op de werkvloer doen verdwijnen en er zal nieuw elan voor in de plaats komen.

Otte: ‘Leven en werken in te grote vrijblijvendheid is een zonde.’

Toen Otte was uitgesproken en het applaus verstomd, ging het volk staan, verliet de Senaat de aula en keek ik om mij heen.
Ik zag wel honderd mensen.
Ik keek nog beter en zag (op Meneer Wessels na) niemand die ik wel eens in de rechtbank van Groningen had gezien.
Ik zag geen Groninger strafrechters.
Niet hun managers.

En Rinus Otte zelf was ineens ook nergens meer te bekennen, was waarschijnlijk onder professoren.

Gemiste kans.
Want ik dacht ineens, nu hij hoogleraar organisatie van de rechtspleging is en in Groningen, zou ik hem kunnen vragen of hij voor ons, professionele toeschouwers van die rechtspleging, een keertje een sterker wifi-signaal en schone toiletten kan organiseren.

Rob Zijlstra

.

De nieuwe kleren van de rechter, achter de schermen van de rechtspraak
uitgeverij Boom (Amsterdam, november 2010)
(een verontrustend boek, aldus de uitgever)

8 gedachtes over “Onder strafrechters

  1. Ik weet niet wat ik nu van de E.G.A. prof. dr. mr. Otte moet vinden.

    De voorpublicaties en de weinig flateuze geluiden die destijds over Otte als sectorvoorzitter in Amsterdam de ronde deden, wekten de indruk dat het gaat om een rancuneuze afrekening met oud collega’s waarmee hij toen niet door één deur kon. Folkert Jensma beschreef het boek ook als een kruising tussen ‘Onder professoren’ en ‘Het Bureau’.

    Het interview in de NRC van zaterdag jl. en de oratie duiden daarentegen weer op een meer afgewogen benadering van Otte, precies wat Rob beschrijft.

    Is Otte een rancuneuze ex-manager, die als gevolg van publiciteit alsnog nuanceert? Ik moet bekennen dat bij mij de cynische gedachte opkwam dat deze leerstoel, die door de Raad voor de Rechtspraak wordt gefinancierd, in het leven is geroepen om Otte te compenseren voor zijn (gedwongen?) vertrek als sectorvoorzitter. Maar ja, daarvoor zijn verder geen enkele aanwijzingen.
    Of had hij er bij het schrijven van de passages waarin hij oud-collega’s zo negatief neerzet gewoon geen benul van dat die onbedoeld rancuneus zouden overkomen?

    Wat wil Otte nu eigenlijk? Wetenschap bedrijven? Klokkenluiden? Zijn gram halen? Of van alles een beetje?

    Toch maar eens dat boek lezen.

  2. Doe niet zo moeilijk, man! Zo hoort dat toch in Nederland. Mensen met een tegendraadse mening worden wel getolereerd … mits ze zich conformeren aan de gevestigde orde. En als je niet was gaan luisteren, net als al die anderen, had je je er ook niet druk over kunnen maken.

  3. Otte past in een traditie die sinds een jaar of 5 gaande is in Nederland: een oproep om ambachtelijkheid weer op waarde te schatten en tegengas te geven aan de “kaste van managers” zoals een hoogleraar burgerschap in haar rede zei.
    Het probleem zit niet in de managers, iedere organisatie heeft een paar goede nodig. Het zit hem erin dat die managers lang niet altijd goed kunnen organiseren (wat de essentie van hun werk is) en zij zichzelf, ongeacht hun prestatie, uitstekend belonen en daarbij niet luisteren naar vaklieden.
    Je ziet dit ook in de zorg (wantoestanden in verpleeghuizen) en bij de politie (totaal mislukt ICT project).

    Bijna alle organisaties hebben een beloningssysteem waarbij leiding geven meer wordt gewaardeerd dan inhoudelijke kennis. Waarom zou leiding geven (=het beste uit mensen halen en hun activiteiten afstemmen op doelen van de organisatie) moeilijker zijn dan een kind opvoeden, wat zoveel mensen kunnen?

    De oplossing lijkt simpel: managers een duidelijke taak geven en afrekenen op hun resultaten (niet die van hun mensen, maar die van henzelf). Maar de praktijk is hardnekkig, zolang managers aan managers rapporteren. In veel branches zie je daarom vaklieden uit loondienst vertrekken, ze laten zich als ZZP’er inhuren en regelen hun eigen beloning en bijscholing. Helaas kan dit niet in de rechtspraak.

    Ik denk dat Otte een leuke analyse heeft gemaakt, maar dat de belangen teveel aan de andere kant liggen om zaken bij de rechtspraak beter te organiseren. De nood is nog niet hoog genoeg.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s