Het straattheater

Mark en Henk zijn jongens van de straat.
Misschien kennen ze elkaar wel.
Zijn het gabbers of hebben ze ruzie.
Of beide. Wat ze in ieder geval gemeen hebben is dat ze deze week terecht moesten staan in verband met diefstal.

Henk zou een zak drop hebben gestolen.
Mark blikjes bier.

Voor de jongens van de straat gelden andere wetten.
Omdat ze de klappen van de zweep kennen en altijd de schijn tegen hebben.
De zak drop kost Henk een half jaar gevangenisstraf.
Mark moet zeven maanden de bak in.

Voor drop en een paar blikjes bier?

Mark is 42 jaar. Daarvan is hij er ruim dertig jaar verslaafd, een hele prestatie wanneer je bedenkt dat hij een aanzienlijk deel van zijn leven achter de tralies heeft doorgebracht.
In 2005 kreeg hij al eens ISD opgelegd, de veelplegersmaatregel die twee jaar opsluiting betekent.
Dat was voor een poging een fiets te stelen.

Mark deed bijna vijf jaar over die twee jaar.
Dat kan helemaal niet, maar in zijn geval ging het wel zo.
Niet dat het iets heeft geholpen.

Bij de C1000 had hij een paar blikjes bier gepakt en was daarmee zonder te betalen de winkel uit gelopen.
Camera’s registreerden het.
Tegen de politierechter zegt Mark: ‘Ik ben me er niet van bewust.’
Eigenlijk lijkt het hem ook sterk: ‘Volgens mij heb ik een ontzegging voor de C1000. Mag ik er niet in.’

De politierechter zegt dat hij wel heel erg lijkt op de man die door de camera’s is vastgelegd.
Mark oppert dat het ook iemand anders kan zijn.
Zegt: ‘Ik bedoel maar, wat is waar?’
Politierechter: ‘Eigenlijk is er geen twijfel mogelijk.’
Mark: ‘In dat geval moet je je eigen conclusies maar trekken. Die kan ik niet voor je invullen.’

Op een tijdelijk verblijf in de ruimte na, is alles geprobeerd om Mark op het rechte pad te krijgen.
De politierechter vraagt aan hem: ‘Nooit eens gedacht, nu ga ik het doen, vanaf nu moet het anders?’
Mark: ‘Ho, ho. Zoiets gaat niet één, twee, drie hoor. En verder kan ik er niet veel over zeggen.’
Politierechter: ‘Er hangt een sfeer van uitzichtloosheid om u heen.’
Mark: ‘Ach, toe maar. Ik ben achttien maanden buiten geweest en dit wordt pas mijn derde veroordeling. Ik vind het wel meevallen. Ik bedoel maar, wat is hopeloos?’

De reclassering geeft nooit op en adviseert een klinische opname voor maximaal achttien maanden.
Mark: ‘Ik heb me wel vaker opgeofferd, maar achttien maanden duurt me te lang.’

De officier van justitie zegt dat hij Mark nog wel kent uit de tijd dat hij in de gevangenis werkte, in de jaren tachtig.
Begeleiding door de reclassering ziet de aanklager niet zitten.
Zegt: ‘Zonde van het geld.’
Hij eist vier maanden celstraf. Plus de zes maanden die hem als gevolg van eerdere veroordelingen nog boven het hoofd hingen.
Maakt opgeteld tien.

De politierechter kan zich er grotendeels in vinden.
Zegt: ‘Ik realiseer me dat het niet gemakkelijk is om ineens een brave burger te worden. Maar wij kunnen niet rekening blijven houden met uw omstandigheden. Daar komt een keer een einde aan. De middenstand heeft last van u. Ik veroordeel u tot zeven maanden gevangenisstraf.

Mark: ‘Okay dan.’

Hij maakt plaats voor Henk die gehaast de rechtszaal binnenloopt.
Zegt: ‘Ik loop altijd snel.’
Hij heeft een zak drop gestolen bij de Jumbo.
Ook hier camera’s.
Toen hij werd aangehouden, had hij een paar gram cocaïne op zak.
Bij het station had hij geprobeerd een fiets te stelen.

Henk ontkent.

Hij zegt dat het een complot is van de Jumbo.
Hij legt uit dat hij vaak op het plein staat, voor de Jumbo.
Daar vertelt hij moppen aan het winkelend publiek.
Of doet hij raadsels.
Tegen de politierechter: ‘Ik bedel dus niet, maar val onder het straattheater. De Jumbo kan mij om die reden niet wegsturen. Dat willen ze wel. Daarom proberen ze me op deze manier te pakken.’

En die fiets dan?
Henk: ‘Dat was mijn eigen gestolen fiets. Ik was mijn sleuteltje kwijt, want ik ben altijd van alles kwijt. Dus dan moet ik het slot openbreken. Word ik aangehouden, fiets in beslag genomen, moet ik weer een nieuwe aanschaffen. Cirkeltje rond.’

En nu hij toch bezig is, of de officier van justitie wel weet dat die junkies de markt verpesten, dat die junkies van tegenwoordig fietsen op straat aanbieden voor twee euro. Waar zijn we mee bezig?
Klaagt: ‘Een tientje krijg je er niet meer voor.’

De officier van justitie wekt niet de indruk dat hij daar werk van zal maken.
Henk kan wel meer vertellen.
‘Altijd van alles kwijt. Ja, ja. Je moet je afvragen of hij niet zijn verstand is verloren.’

Over die zak drop die hij niet heeft gestolen, zegt de officier van justitie: ‘Die zak zat wel in zijn tas.’
Henk over die fiets die hij niet heeft gestolen: ‘Ik wil nog wel even gezegd hebben dat ik helemaal geen gereedschap bij me had.’
Ra ra, hoe kan dat?

De officier van justitie: ‘Afstraffen. Met opgeteld zes maanden gevangenisstraf.’

De politierechter hoeft niet lang na te denken.
‘U leeft zoals u leven wilt en dat respecteer ik. Maar u bent volstrekt ongeloofwaardig en zorgt voor overlast. U moet zes maanden zitten.’

Henk staat op, schudt met het hoofd (zo veel onbegrip) en verlaat, haastig nu het nog kan, de rechtszaal.

Rob Zijlstra

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s