Er was eens een liedje waar ik vroeger om moest lachen.
Dat liedje stond op een lp en ging over een klein jongetje op een heel groot strand. Jongetje probeerde te lopen, ik geloof richting de waterkant, maar het lukte hem niet.
Hij viel steeds.
Lopen we door of vallen we om,
We lopen, ja we lopen, nee, we vallen, bom…
In de rechtbank zie ik met regelmaat grote jongetjes die op eigen benen staan.
Ze kunnen lopen, maar blijven vallen.
Het zachte, mulle zand van het strand is vervangen door het harde, kille leven.
Kijk bijvoorbeeld naar Ibrahim.
Met zijn kindergezicht ziet hij er uit als nog maar 14, hoogtuit 15 jaar.
Maar Ibrahim is al 19.
Op een dag was hij met zijn ouders naar Nederland gekomen, na een lange vlucht uit Syrië.
Zij woonden in de onzekerheid of ze hier mochten blijven of dat ze zouden worden teruggestuurd naar daar.
Uiteindelijk besloten de ouders van Ibrahim om te scheiden en daarna ging het op school ook niet meer goed.
Ibrahim werd een jongetje met twee gezichten.
Het ene gezicht toonde een aardige en beleefde jongen die altijd zijn best deed.
Het andere liet de brutale aap zien, die zijn eigen eigenwijze regels maakte.
Een hulpverleenster die als deskundige in de rechtszaal zit heeft nog een aanvulling.
Zij zegt tegen de rechters: ‘Wij moeten zijn streetwise (-heid?) niet overschatten. Ibrahim is vooral een heel angstige jongen.’
Ibrahim kijkt voortdurend om zich heen, misschien schichtig, misschien ook wel wantrouwend en op zijn hoede.
De rechters zeggen tegen hem dat ze in de rapporten hebben gelezen dat hij jointjes rookt, ten minste vier of vijf op een dag, en dat hij dat vooral doet om te kunnen slapen.
De rechters: ‘Dat lijkt wel op een verslaving.’
Ibrahim: ‘Ik heb er geen problemen mee.’
Rechters: ‘U komt voor drie uur uw bed niet uit.’
Ibrahim: ‘Wat moet ik anders?’
Rechters: ‘Werken?’
Ibrahim, ongeïnteresseerd: ‘Weet niet.’
Twee gezichten?
‘Nee, ik ben een normaal persoon, ik ben geen slecht mens.’
Hij huurde een kamer in de stad.
Niet voor de handel in harddrugs, zoals de officier van justitie zegt, maar voor de meisjes.
De officier van justitie: ‘Voor uw twaalf vriendinnetjes?’
Ibrahim, zakelijk: ‘Ja, dat klopt.’
Hij had een wapen gekocht omdat hij al langere tijd werd bedreigd.
Waarom, dat weet hij ook niet.
Toen was hij naar de woning van Rick gegaan en had hij aangebeld.
Een meisje deed de deur open.
Rick was er niet, maar verscheen even later wel op het toneel.
Hij zat in een auto die aan kwam rijden.
Rechters: ‘Was u alleen?’
Ibrahim: ‘Ik beroep me op mijn zwijgrecht.’
Rechters: ‘Van wie had u dat wapen gekocht?’
Ibrahim: ‘Van een Nederlander.’
Rechters: ‘Naam?’
Ibrahim: ‘1.85 meter.’
Rechters: ‘En toen, wat gebeurde er toen?’
Ibrahim: ‘Ik ben naar de auto gelopen. Rick zat op de bijrijderstoel. Hij deed het raam open en was agressief. Achterin zat een vrouw, die begon ook te schelden. Toen kreeg ik een blikje bier in mijn gezicht, ik zag even niks meer, ik deed een paar stappen achteruit en toen schoot ik. In de lucht. Daarna ben ik weggerend.’
Rick vertelde het anders.
Hij zag Ibrahim en deed het raam open.
‘Ik kreeg toen direct een klap, ik mepte terug met een blikje bier. Toen schoot hij.’
Rechters willen van Ibrahim weten: ‘Wist u dat het verboden is om een wapen te dragen?’
Nee, dat wist Ibrahim niet.
Rechters: ‘Enig idee waarom het verboden is?
Ibrahim zegt dat hij dat ook niet weet.
Rechters: ‘Moeten wij dat nou echt uitleggen?’
Omdat je er iemand mee kunt doden?
Rick leeft nog, maar dat was een kwestie van een centimeter geweest.
De kogel (kaliber .22) schampte zijn hoofd; huidweefsel, bloed en haar worden op de voorruit van de auto aangetroffen.
De andere twee inzittenden bleven ongedeerd, maar zijn nog altijd niet over de schrik heen.
Ibrahim heeft een simpele verklaring voor zijn optreden: ‘Ik kreeg nog geld van hem.’
De officier van justitie zegt dat Ibrahim het achterste van zijn tong niet laat zien.
Hij wil niet zeggen van wie hij dat wapen, een schietpen, heeft gekocht.
Hij heeft gezegd dat hij het wapen heeft weggegooid, maar wil niet vertellen waar.
Hij had een rekening te vereffenen, een rekening in het criminele milieu, want het geld dat hij nog moest krijgen, was drugsgeld.
Komt bij, vervolgt de aanklager, dat meneer eerder is veroordeeld voor geweld, dat hij recent in de gevangenis bij geweld betrokken is geweest en dat de deskundigen zeggen dat de kans op herhaling levensgroot aanwezig is.
De officier van justitie zegt dat nu maar eens goed ingeprent moet worden dat het zo niet langer gaat.
De eis: drie jaar gevangenisstraf waarvan een jaar voorwaardelijk en daarna intensief toezicht door de reclassering.
Ik kijk naar Ibrahim.
Er valt niets te lachen.
Integendeel.
Ik denk, voor mij zit een kleine jongen die zich nooit staande zal kunnen houden in onze grote, snelle wereld.
Ik zie een aanstormende tbs’er.
Bom.
Rob Zijlstra
.
UPDATE – 12 april 2013 – uitspraak
Ibrahim krijgt dankzij de rapportages die over hem zijn uitgebracht alle kansen. De rechtbank heeft hem veroordeeld op basis van het jeugdstrafrecht waar hulp voorop staat. Hij kreeg 18 maanden waarvan 9 maanden jeugddetentie. De rechtbank acht de poging tot doodslag bewezen.