De drugssmokkelaar die wordt betrapt, wordt doorgaans beschuldigd van twee dingen: het in bezit hebben (aanwezig hebben) van drugs en het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van die drugs.
Dat het laatste niet mogelijk is zonder het eerste, doet daar niet aan af.
Wie geen drugs smokkelt, maar wel drugs in bezit heeft en wordt gesnapt, zegt doorgaans dat die drugs zijn bedoeld voor eigen gebruik.
Nooit voor de handel, want dat levert maar meer straf op.
Het is dus niet zo dat wie veel drugs bezit, per definitie een drugshandelaar is.
En andersom.
De moeder van Japie had op de slaapkamer een plastic tas van Albert Heijn gevonden.
Helemaal niet erg zo’n tas, maar het gaat – zoals zo vaak – om de inhoud: een vuurwapen en 650 pilletjes XTC, die al gauw vijf euro per stuk doen.
Moeders belde verontrust zoons begeleider die op zijn beurt de politie belde.
Er kwamen agenten en die namen Japie mee naar het bureau.
Gezien het aantal pilletjes zou het raar wezen wanneer Japie zou beweren dat het voor eigen gebruik is.
Aannemelijk mag zijn dat Japie dealt in pilletjes.
Maar zelf wenste hij daar niet over te verklaren.
Hij zei tegen de rechters: ‘Mevrouw, meneer, ik wens wel te verklaren betreffende mijn toekomstplannen.’
En waarom hij niets over die drugs wilde zeggen?
Japie ontpopt zich als een beleefde jongeman: ‘Meneer, mevrouw, ik wil niet liegen in de rechtszaal. En als ik zwijg, dan lieg ik niet.’
De officier van justitie is niet van de babbeltjes en eiste een jaar celstraf.
De rechters veroordeelden hem deze week tot een onsje minder: 9 maanden.
Met zoveel pilletjes en een wapen in een plastic tasje ben je een dealer, punt uit.
Maar dan Tommy (30).
Hij woont op een boot die in de stad in het water ligt.
Het is er een beetje een rommeltje, wat niet erg is.
Het gaat immers om de inhoud.
Op een dag had een passant tegen passerende agenten gezegd dat er grote hoeveelheden hard- en softdrugs in de boot aanwezig waren.
De agenten hadden naar binnen geloerd en meenden op een tafeltje cocaïne te zien liggen.
Zoiets van afstand zien mag een prestatie van formaat heten, ook al omdat achteraf duidelijk werd dat er helemaal geen tafeltje stond.
De agenten vroegen of ze binnen mochten kijken en toen dat niet mocht vroegen ze toestemming van hogerhand.
Ze hadden immers een verdachte situatie aangetroffen.
Tommy maakte met vriend Alex – die samen met de poes op bezoek was – van de gelegenheid gebruik orde op zaken te stellen.
Terwijl de agenten op de kade in viervoud een huiszoekingsbevel stonden aan te vragen, stopte Tommy in het vooronder van alles in een koffer.
Daarna klom hij aan dek, gevolgd door Alex.
Kort daarop klonk een plons.
De agenten op de kade zagen nog net hoe de koffer in de diepte verdween.
De vreugde die zich daarom meester had gemaakt van Tommy was van korte duur.
Want enkele seconden nadat de koffer was verdwenen, kwam er van alles in plastic zakjes bovendrijven.
In de haast hadden ze de koffier niet goed dichtgedaan.
De zakjes worden uit het water gevist en de boot wordt doorzocht.
Gevonden is 1302 gram amfetamine, 60 gram MDMA (XTC), 24 gram heroïne, 419 gram hydroxyboterzuur (GHB), 7 gram LSD, 304 gram hennep en 33 gram hasjiesj.
En 3.550 euro aan contanten in een potje.
Tommy zegt dat de genoemde hoeveelheden niet kloppen.
Hier en daar was het wat minder.
Rechters: ‘Maar wat dan over blijft is nog steeds heel veel.’
Tommy beaamt dat, heel veel ja.
Zegt: ‘Maar ik was dan ook heel erg verslaafd.’
Rechters: ‘Het was dus niet voor de handel?’
Tommy: ‘Nee, nee, nee.’
Tommy vertelt dat hij een teruggetrokken leven leefde om allerlei redenen.
Vijf jaar lang had hij nergens ingeschreven gestaan waardoor zijn lasten laag bleven.
Het geld dat hij spaarde was voor het geval hij eens met zijn hondje naar de dierenarts moest of hijzelf naar de tandarts.
En verder waren er de drugs en een verslaving die steeds ernstiger werd.
Hij gebruikte met name speed.
Eens per jaar kocht hij daar een kilo van.
Naarmate de verslaving een steeds grotere greep op hem kreeg, namen de problemen aan boord toe.
Op een dag zei een vriendinnetje met een medische opleiding, ‘Tommy, je hebt niet lang meer, jij gaat dood.’
Tegen de rechters: ‘Ik ben dus blij dat ik ben gepakt. Ik zit nu in een kliniek, de afkickbehandeling is begonnen en het gaat goed.’
De officier van justitie: ’t Zal. Gezien de hoeveelheid kan het niet voor eigen gebruik zijn. Aan de andere kant wil ik ook rekening houden met de persoonlijke omstandigheden.’
Hij heeft uitgerekend dat Tommy 81 dagen heeft vastgezeten en toen uit detentie is geschorst om de gang naar de afkickkliniek mogelijk te maken.
En dus eist hij 81 dagen celstraf en daarnaast 360 dagen voorwaardelijk en een werkstraf van 120 uur.
En hij moet blijven afkicken.
Stopt Tommy vroegtijdig, dan krijgt hij die 360 dagen aan de broek.
En die 3.550 euro, het gespaarde geld dat in beslag is genomen?
Het Openbaar Ministerie toont haar creatieve kant.
Tommy had heel veel drugs, maar drugshandel is niet ten laste gelegd.
Was dat wel het geval, dan was het gevonden geld aangemerkt als misdaadgeld wat de Staat mag opeisen omdat het kwaad niet mag lonen.
Nu dat niet aan de orde is, krijgt Tommy zijn geld dus terug?
Nee.
De officier van justitie: ‘Weet je wat? We doen er nog een boete bij. Van 3.550 euro.’
Rob Zijlstra
UPDATE – 3 maart 2014 – uitspraak
Uitspraak conform de eis. De geëiste boete – beetje flauw of niet – moet dus ook worden betaald.
Hmm, ik heb net een boek gelezen over bewijsuitsluiting (Uitsluitsel over bewijsuitsluiting, M.C.D. Embregts, Kluwer 2003) en vraag me ff af hoe in dit geval ‘het redelijk vermoeden van schuld’ tot stand is gekomen.
Dit vanwege je melding van de tafel die er misschien niet eens was.
Ik meld het boek omdat ik weet dat je je graag verdiept in wat er in de praktijk gaande is en in de rechtzaal niet altijd aan de orde komt.
Misschien heb je het boek al gelezen, bedenk ik mij nu.
Los daarvan heb je een erg lekkere schrijf-/lees-stijl ontwikkeld. Een groot plezier voor mijn zintuigen. Bedankt voor al die fijne uren leesplezier.
Beste Henk,
In dit geval was er niet genoeg verdenking om de boot binnen te vallen, maar de agenten hadden dat niet nodig om zelf de bovendrijvende drugs waar te nemen. Dat gebeurt namelijk in het openbaar.
Op het moment dat ze de zakjes boven zien drijven en dit kunnen koppelen aan de locatie van de woonboot is er een “redelijk vermoeden van schuld” dat Tommy zich bezig houdt met drugs. Waarschijnlijk was dat voldoende aanleiding om hem op te pakken.
Al met al lijkt het er op dat Tommy beter af was als hij de drugs in zijn boot had laten liggen. Als de politie vervolgens binnen was gekomen had hij een goed argument gehad met de niet-bestaande tafel waarop de drugs zouden moeten hebben gelegen.
Overigens studeer ik geen strafrecht, dus laat ik me graag verbeteren!
Bedankt Stijn voor de toelichting, die lijkt me correct in dit geval.
Maar ik vroeg me eigenlijk af (net als jij) hoe het was afgelopen als er niets in het water gegooid was; ik formuleerde dat niet goed.
Een mazzeltje voor de politie dit, èn een smeuïg verhaal 🙂