Een verdachte hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling.
Dat is in de wet zo geregeld.
Het recht om te mogen zwijgen komt er uit voort.
Een zwijgende verdachte in de rechtszaal stemt niet toe.
Niet per definitie.
Michael, 39 jaar oud waarvan er zeven doorgebracht in de gevangenis, had toen hij werd aangehouden gebruik gemaakt van dit recht.
De agenten die hem keer op keer meenamen naar de verhoorkamer konden wel van alles beweren – ze zochten het maar uit.
Dat is hun werk.
Er wordt beweerd dat Michael in Groningen op een dag twee mensen van het leven heeft beroofd.
In een telefoongesprek zei hij tegen een kennis dat hij misschien wel levenslang krijgt.
Dat gesprek voerde hij vanuit het huis van bewaring, uitgerekend op het moment dat de politie hem afluisterde.
Ook die dingen zijn bij wet geregeld; gedetineerden kunnen informeel gewoon alcohol en drugs in de gevangenis krijgen, maar dan mogen ze officieel ook worden afgeluisterd.
In het strafrechtsysteem is het altijd zoeken naar het juiste evenwicht.
Vandaar dat we vrouwe Justitia hebben opgezadeld met een weegschaal.
Op 18 januari 2013 zou hij in de vroege ochtend de 66-jarige mevrouw Gudrun Kűster met geweld van het leven hebben beroofd.
Hij zou haar keel hebben dichtgedrukt, haar met een hard voorwerp hebben geslagen en met een mes in de hals hebben gestoken.
Zo werd ze gevonden in haar woning aan de Oliemuldersweg.
De arts die werd ingeschakeld, stelde met al zijn deskundigheid vast – bijna niet te geloven – dat sprake was van een natuurlijke dood.
Het waren medewerkers van de uitvaartvereniging die daarna stomverbaasd alarm sloegen.
Op diezelfde dag, maar dan ’s avonds, is er brand in een woning aan de Waldeck Pyrmontstraat.
Tijdens het blussen valt iets op de grond; het is het lichaam van de 71-jarige bewoner Trevor Griffith.
Er is op hem ingeslagen, hij heeft een plastic zak om zijn hoofd dat met een koord is dichtgebonden, in zijn mond een theedoek.
Een deel van het lichaam is verbrand.
Ondanks het zwijgen van Michael die snel als verdachte in beeld kwam en ook werd aangehouden, leverde het politie-onderzoek (codenaam Waldeck) een berg aan informatie op.
Op zijn kleding zijn sporen van bloed aangetroffen die matchen met de dna-profielen van beide slachtoffers.
Op zijn kleding zaten vezels die afkomstig zijn van de kleding van de slachtoffers.
Hij kent ze ook, want hij heeft bij beide korte tijd in huis gewoond, samen met zijn vriendin die dan aan mantelzorg deed.
In zijn telefoon staan inlogcodes opgeslagen waarmee hij toegang heeft tot de bankrekeningen van de slachtoffers.
Er is een sms-bericht dat hij had verzonden naar een vriendin met de tekst: ‘Baby, ik zit in de shit, ik heb er een zooitje van gemaakt, kom naar huis, ik zit ondergedoken, zonder gelul, dit komt niet goed.’
Deze week zat Michael in de rechtszaal.
Hij zei tegen de rechters dat hij had besloten zijn proceshouding te veranderen.
Hij wilde praten, verklaren, het uitleggen, hij wilde de waarheid vertellen, niet meer zwijgen. Hij zei: ‘Ik heb het niet gedaan.’
En daar begon of eindigde het.
Het is maar hoe je het bekijkt.
Vanuit de kant van de verdachte: waarom snoerden zijn (twee) advocaten hem niet de mond?
Want steeds als Michael aan het praten en verklaren sloeg, verschenen op het achterpand van zijn jasje – niet zichtbaar voor de rechters – de woorden: ‘ik heb het wel gedaan’.
Zodra hij zweeg, vervaagden die woorden weer.
Het was echt niet te geloven.
Ja, al die telefoontjes.
De rechters moeten weten dat hij altijd drie toestellen bij zich heeft en wel tien simkaarten. Bloed op zijn kleding met het dna-profiel van mevrouw Kűster?
Michael vertelt dat hij een telefoontje had gekregen van iemand die hem had gevraagd iets te doen.
In ruil voor een paar duizend euro.
Hij moest naar de Zaagmuldersweg gaan.
Dat deed hij, rond half vijf in de ochtend, buiten nog vreselijk koud.
Op de plaats van bestemming ziet hij mevrouw Kűster.
Ook toevallig.
Ze ligt op straat.
Hij voelt geen hartslag.
Hij tilt haar op en brengt haar naar huis, een kleine kilometer verder.
In haar woning legt hij haar op de grond en gaat weg, neemt haar telefoon mee.
Rechters: ‘Van wie kwam dat telefoontje?’
Michael: ‘Dat kan ik niet vertellen.’
Rechters: ‘Maar als iemand anders de moordenaar is, waarom zegt u dat dan niet?
Michael: ‘Dat is niet aan mij.’
Later op die dag wordt hij gesignaleerd in de Waldeck Pyrmontstraat bij de woning van de 71-jarige Trevor Griffith.
Die is er niet.
Griffith zit even in het café voor zijn borrel en laat zich daar ook adviseren hoe een rollade te bereiden.
In boter zeiden ze in het café.
Hij doet boodschappen bij Albert Heijn.
Hij koopt onder meer een liter volle melk, bamischijven, blueband, roerbakmix, een blikje bier, een rollade.
Met deze boodschappen is Griffith thuisgekomen.
Niet lang daarna is er de brand en wordt zijn lichaam gevonden.
Het letsel is bij leven toegebracht.
Als Michael nog diezelfde avond wordt aangehouden is hij in het bezit van een Albert Heijn-tas met daarin volle melk, bamischijven, blueband, roerbakmix, blikje bier, een rollade.
In de rechtszaal zegt hij dat hij Griffith was tegengekomen, dat er een duw- en trekpartijtje was geweest waarbij hij de oude baas een draai om de oren had gegeven,
Vandaar misschien het bloed op zijn kleding.
Hoe hij aan die tas met boodschappen kwam?
Michael: ‘Die had ik gekocht in de buurt van de Van Mesdagkliniek. Van iemand daar op straat. Voor een tientje.’
Ja, misschien niet te geloven, maar dat deed hij wel vaker.
In de woning van Griffith wordt een peuk met zijn dna gevonden in een vergiet met aardappelen. Ja, hij was even binnen geweest, via de achterdeur, niet op slot, nee, niets bijzonders opgemerkt.
De officier van justitie zegt dat hij wel een strafeis op tafel kan leggen, maar dat nu de verdachte aan de praat is geslagen, hij nader onderzoek wil.
Misschien is het waar wat Michael zegt, met de waarheid weet je het immers nooit zeker.
Nader onderzoek kan ook aantonen dat hij nog veel schuldiger is dan werd aangenomen toen hij zweeg.
Dat dus later zal blijken dat hij, ondanks twee advocaten, zichzelf regelrecht naar een ontzettend lange gevangenisstraf heeft gepraat.
De strafzaak krijgt over een aantal maanden het vervolg.
Rob Zijlstra ©
Ik neem aan dat het geen spontaan besluit was van de verdachte om te gaan spreken. Hij stelde ook te hebben besloten zijn proceshouding te veranderen. Ik kan mij toch niet voorstellen dat de advocaten er dan maar rustig bij blijven zitten – ik neem aan dat dit van te voren is besproken en dat zelfs de meest halfverdoofde advocaat hem geadviseerd zou hebben het zwijgen ertoe te doen.
Gezien de feiten lijkt het me dat de advocaten weinig anders kunnen doen dan “damagecontrol”, proberen de straf zo beperkt mogelijk te houden. Vaak hebben de verdachten echter nog irreële ideeën over vrijspraak en mij bekruipt het vermoeden dat verdachte niet tevreden was met deze eenrichtingsweg en het idee had dat hij wel e.e.a. zou kunnen recht babbelen.
Wat een mongool. Overduidelijk schuldig. kankerjunk
Opsluiten en niet meer naar buiten laten
Pingback: De Waldeck-zaak (1) | ZITTINGSZAAL 14