Een jaar geleden zag ik hoe de 19-jarige Ibrahim de rechtszaal verliet.
Met het geschoren hoofd gebogen, wantrouwende blikken, broek op half zeven en met een strafeis van drie jaar aan de kont.
Drie jaar is voor een kleine jongen van 19 die niet zo stevig in zijn hippe schoenen staat niet mals.
Ibrahim had ruzie met een jongen van wie hij nog geld kreeg.
Hij had ook een wapen.
Dat was weer omdat hij al langere tijd werd bedreigd wat te maken had met blote meisjes die voor hem werkten.
Omdat Ibrahim zijn geld niet kreeg, schoot hij kogels richting zijn opponent.
Een kogel schampte het hoofd.
De officier van justitie sprak van een poging tot moord.
Ibrahim zei dat het per ongeluk ging.
Hij is als baby vanuit Syrië naar Nederland gekomen. Eenmaal hier gingen zijn ouders scheiden en ging hij – licht zwakzinnig – heel veel drinken en nog meer blowen en toen ging het ook nog eens fout op school.
Ibrahim werd een brutale aap die op straat baas wilde wezen.
Een hulpverleenster zei een jaar geleden tegen de rechters dat Ibrahim streetwise is, maar dat we dat niet moeten overschatten.
Ibrahim, zei ze, is vooral een heel angstige jongen die zich zonder hulp nooit staande zal houden.
Zonder hulp gaat het fout.
Ik noteerde in mijn aantekeningen: ‘angstige jongen, toekomstige tbs’er’.
De rechtbank veroordeelde hem tot 18 maanden jeugddetentie waarvan de helft voorwaardelijk.
Deze week zag ik hoe Ibrahim, jaartje ouder, maar nog net zo klein, zittingszaal 14 binnenkwam.
Hij wordt nu verdacht van een gewelddadige overval op een woning in Beijum, Groningen, begin dit jaar.
Hij was nog maar een paar maanden op vrije voeten.
De overval pleegde hij met twee foute vrienden.
Hij droeg een creep-masker en was gewapend met een mes en een ploertendoder.
Er was een reden de woning te overvallen.
Hij en zijn vrienden hadden een tip gekregen.
In de woning zouden duizend xtc-pillen liggen.
Die pillen wilden ze hebben.
In de woning waren drie jongens, leeftijdgenoten, aan het gamen en chillen.
Ze werden geslagen en schreeuwend gedwongen op de bank te gaan zitten.
Daar zaten ze, bijna een uur lang, van hun vrijheid benomen en doodsangsten uit te staan.
Ondertussen haalden Ibrahim en kompanen de woning overhoop, wat kapot kon, ging stuk.
Toen ze waren vertrokken, durfden de drie niet eens de politie te bellen, zo bang.
De rechters zeggen dat ze gelezen hebben dat Ibrahim een man is die moeite heeft met het begrijpen van de wereld.
Ibrahim: ‘In welke zin?’
Op zich geen rare tegenvraag.
Rechters: ‘Heeft u zich schuldig gemaakt aan de woningoverval?’
Hij haalt de schouders op en zegt dat hij zich er niets van kan herinneren, hij weet het gewoon niet meer.
De officier van justitie: ‘Heeft u dat vaker, dat u helemaal niets meer weet?’
Ibrahim: ‘Dat weet ik niet.’
De tweede overvaller is Mark met een panty over zijn hoofd.
Hij moet zich later verantwoorden bij de kinderrechter, omdat hij nog een kind is.
De derde overvaller is Patrick, 20 jaar.
Hem zag ik niet eerder.
Anders dan de andere twee was Patrick niet gemaskerd.
De rechters: ‘U kwam zoals u bent.’
Patrick ontkent het niet.
Hij heeft spijt.
Zegt: ‘We hadden die tip, ik dacht, we gaan naar binnen, pakken die zak met pillen en dan gaan we weer. Ja, het is anders gelopen, het was niet zo gepland.’
Hij had de jongen die met de ploertendoder op het hoofd was geslagen nog geholpen met wc-papier, om het bloeden te stoppen.
‘Ik vond het zielig.’
Maar hij had wel tegen die drie gezegd: ‘Ik kom hier zonder masker, dus jullie weten hoe ik eruit zie. Maar vergeet niet dat ik ook weet hoe jullie eruit zien.’
Dat volstond.
Ik kijk naar Patrick.
Je hoeft geen medelijden te hebben met jonge mannen die met veel geschreeuw en geweld overvallen plegen om daar ten koste van anderen zelf beter van te worden.
Maar toch…
Patrick is net als Ibrahim belazerd door leven.
Hij kwam jaren geleden met zijn getraumatiseerde ouders vanuit Kosovo naar Nederland.
Hij had de vreselijkste dingen gezien en moeten ervaren.
In Nederland viel hij om.
Er waren bevrijdende drugs en slepende procedures, slechte cijfers op school, de voortdurende dreiging te worden teruggestuurd.
Een grote broer was dat overkomen, van hem werd hij gescheiden.
Toen Patrick ook een brief kreeg van de IND was hij ontzettend bang geworden en sloeg hij op de vlucht.
De politie was toen al naar hem op zoek.
Acht maanden wist hij spoorloos te blijven.
De rechters vragen hoe dat was, als jongen van 19, 20 jaar op de vlucht.
Een groot avontuur?
Diepe zucht.
Nee.
Ontzettend zwaar, zegt hij.
De rechters zeggen dat ze in het dossier hebben gelezen dat hij zich vijftien dagen schuil heeft gehouden in een bos.
Rechters: ‘Hoe hield u dat vol? Waar leefde u van?
Patrick: ‘Cocaïne. Ik ben vijftien dagen wakker geweest.’
De officier van justitie moet eisen.
De feiten zijn heel ernstig, zegt ze.
Ze vraagt zich hardop namens de samenleving af wat we straks op straat terugkrijgen als wij een jongen als Ibrahim naar de gevangenis voor volwassenen sturen.
Ibrahim zit nu in een jeugdinrichting en doet het daar redelijk.
Aan de andere kant: hij is al eens veroordeeld voor een poging tot moord.
Wikken. Wegen.
De eis: de maximale jeugddetentie van 24 maanden.
Plus die negen maanden die hij eerder voorwaardelijk kreeg.
En als nieuwe stok achter de deur: een voorwaardelijk pij.
Dat is jeugd-tbs.
Dat is een hele waslijst, maar voor een 20-jarige is het nog wel een kans.
Ibrahim wordt nog niet helemaal afgeschreven.
Voor Patrick zijn er geen kansen meer.
Een behandeling in een kliniek zou voor hem het allerbeste zijn, daarover is iedereen het eens.
Maar dat kan niet.
Patrick is illegaal geworden, hij is hier als mens niks meer.
Dat is bedacht, maar niet verzonnen.
Het beste wat wij hem in onze eigen crisis te bieden hebben: 5 jaar gevangenisstraf.
Dat is de eis.
Daarna wordt hij het land uitgezet.
De rechtszaak duurt tot in de avonduren.
Buiten het gerechtsgebouw staat een oude, magere man.
Hij noemt de namen.
Komen ze vrij?
Ik zeg, dit zijn de eisen.
De oude man begint te huilen.
Rob Zijlstra
UPDATE – 6 juni 2014 – uitspraken
De rechtbank voelt zich onvoldoende geïnformeerd om uitspraak te kunnen doen. Beide verdachten moeten nader worden onderzocht. De zaak krijgt dus een vervolg. Wanneer is onbekend.