‘Dat ga ik niet betalen,
ik ben een arme man.’
Louis zegt dat het waar is, dat het klopt dat hij met een bakje water heeft gegooid.
Wat hij niet begrijpt is dat hij daarvoor nu al negentig dagen in de gevangenis zit.
Aan het einde van de strafzaak zegt Louis dat hij erg is geschrokken, geschrokken van de strafeis: twaalf maanden celstraf.
Dat is een jaar.
Voor zoiets.
Hij lacht, maar dat zullen de zenuwen wezen.
Louis is een grote man van 36 jaar die sterk oogt.
De relatie die hij al jaren heeft met zijn vriendin hangt nauw samen met zijn strafblad.
Het staat bol van het huiselijk geweld.
Zij is stripper en daar is hij het niet altijd mee eens.
Ze hebben vaak ruzie.
Louis wil in de rechtszaal wel even tegen de rechters gezegd hebben dat hij geen vrouwen slaat.
In ieder geval niet zoals mannen doen in een mannengevecht, dus met vuisten.
Wat hij met zijn vriendin doet, is meer duwen en trekken.
Dat duw- en trekwerk had er hoe dan ook toe geleid dat Louis een tijdje niet bij haar thuis mocht komen.
Hij had in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod (artikel 11, lid 1) een tijdelijk huisverbod gekregen.
Op de laatste dag van het verbod was hij toch naar haar toe gegaan.
Tegen de rechters: ‘Het was heel stil in de straat. Niemand wist dat ik daar was. En we hadden geen problemen meer met elkaar. Niemand had last van ons.’
Rechters: ‘Maar u wist dus dat u er niet mocht komen en dat u in overtreding was door er toch te zijn. Wat deed u daar eigenijk?’
Louis (glimlacht): ‘Knuffelen.’
Wie, werd in de rechtszaal niet verteld, maar iemand belde die nacht de politie en meldde dat Louis bij zijn vriendin was en dat dat niet mocht.
Politie-agenten keken elkaar aan en in plaats van te gaan staken werd besloten tot onmiddellijke actie.
Met de rammeneur (een stuk ijzer met handvaten om een deur mee open te rammen, elders in het land ook wel Bonkie genoemd) in de kofferbak reden de agenten nog diezelfde nacht naar de woning van de vriendin.
Eerst belden ze aan.
Louis keek uit het raam en zag van drie hoog dat het de politie was.
Hij en zijn vriendin beseften dat de laatste dag nog niet was verstreken.
Ze besloten de deur niet te openen.
Louis: ’We hielden ons stil. Ik dacht, misschien gaan ze dan wel weg.’
Maar na tien minuten hoorden ze de rammeneur op de voordeur bonken.
Louis: ‘De vrouw raakte vol stress en ik opgefokt, de hele sfeer was opgefokt. Ik vond het zo brutaal dat ze kwamen. Alsof ik een crimineel ben. Ik riep naar beneden, als jullie me willen, kom me dan maar halen.’
Op de tafel stond een teiltje met water.
Louis: ‘Iedereen schreeuwde. Ik hoorde honden blaffen. Ik zag een agent vol adrenaline. En ze gingen maar door. Toen heb ik dat bakje gepakt en er mee gegooid, door het raam naar beneden. Het was half vol. Het was een reactie. Ik dacht er niet bij na.’
De rechters: ‘Er zat chloor in dat bakje.’
De officier van justitie: ‘Een bijtende vloeistof.’
De rechters: ‘En het kwam vol in het gezicht van een agent.’
De officier van justitie: ‘Een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.’
Louis: ‘Het was een schoonmaaksopje.’
De officier van justitie: ‘Op het aanrecht stonden twee flessen chloor van het Albert Heijn-merk. Een van de flessen was leeg. Twaalf maanden gevangenisstraf.’
Louis, geschrokken: ‘Dat is een jaar.’
Volgens Louis zat er meer water in het teiltje dan chloor, meer water dan dikbleek.
Het bakje stond er al een hele tijd.
Het stond op tafel.
Zijn vriendin had er die middag het tafelblad, een tafelblad van glas, mee schoongemaakt.
Louis: ‘Het rook wel, maar het rook vooral muf.’
Tegen de rechter: ‘U bent vrouw, u maakt ook schoon. Als je dikbleek en water bij elkaar doet, dan ruikt dat heel sterk. Dit niet.’
Louis had na het gooien wel direct in de gaten dat het foute boel was.
Kort voordat hij in de boeien werd geslagen, wist hij nog zijn moeder te bellen.
Hij liet haar weten dat hij er even tussenuit moest, dat hij een tijdje op vakantie zou gaan.
De getroffen politieman werd naar de spoedpoli gebracht waar artsen vaststelden dat de agent van geluk mocht spreken, dat het letsel erger had kunnen zijn.
Het rechteroog bezorgt nog wel last.
In de rechtszaal eiste de agent een schadevergoeding van duizend euro.
Louis was daar duidelijk over.
Tegen de rechters: ‘Dat ga ik niet betalen, ik ben een arme man.’
Mocht Louis worden veroordeeld – de rechters moeten nog uitspraak doen – dan is de kans groot dat hij in het gevang Michel tegenkomt.
Michel werd in dezelfde nacht opgepakt als Louis en stond deze week ook terecht.
Ook hem wordt verweten dat hij heeft geprobeerd iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Niet met een ‘bakje water’ maar met een klap waarmee je op de Olympische Spelen (stel dat) zonder twijfel goud zou halen.
Die gigantische klap, uitgedeeld voor de cafés van de Peperstraat in Groningen, is geregistreerd, de camerabeelden werden in de rechtszaal getoond.
Te zien is hoe het slachtoffer geen schijn van kans had, hij ging gestrekt tegen de grond waar hij twintig minuten buiten bewustzijn en in de regen lag te wachten op de komst van een ambulance.
In de rechtszaal durft Michel niet naar de bewegende beelden van zichzelf te kijken.
Hij noemt het slachtoffer een vervelende vent die zogezegd grappig doet en fietsen steelt.
Zegt: ’Toch had het niet mogen gebeuren. Het is te erg.’
Aan de rechters wordt voorgesteld dat hij, behalve vier maanden brommen in een cel, een locatieverbod krijgt voor een groot deel van de binnenstad.
Hij mag dan drie jaar lang niet in het uitgaansgebied van Groningen komen.
Michel ziet dat wel zitten: ‘Als ik uitga, krijg ik problemen. Dat wil ik niet.’
Zegt Louis op de luchtplaats tegen zijn medegedetineerde: ‘Ik had een huisverbod.’
Michel: ‘Ik mag straks drie jaar lang niet in de binnenstad van Groningen komen.’
Louis: ‘Ai. Oppassen. Niet denken, nu is het de laatste dag, nu kan het wel weer.’
Michel: ‘Hoezo?’
Louis: ‘Ach, dat is een lang verhaal.’
Rob Zijlstra
update – 5 oktober 2015 – uitspraken
Louis is tot 6 maanden celstraf veroordeeld. Hij is vrijgesproken voor de poging tot zware mishandeling. Een bakje chloorwater is een ondeugdelijk middel, vindt de rechtbank. Ui het dossier blijkt niet dat met het sopje zwaar letsel kan worden toegebracht. Er is wel sprake van een eenvoudige mishandeling. De agent krijgt 500 euro.
Michel is veroordeeld tot 240 dagen celstraf waarvan 222 voorwaardelijk, een werkstraf van 240 uur en een gebiedsverbod gedurende de proeftijd. Geen drie jaar, zoals de officier van justitie vorderde, maar 5 jaar.