Hij was er met zijn broer,
met zijn alibi
Vraag het maar na
Chadi is vandaag 24 jaar geworden, maar heeft een strafblad van een ouwe rot. Hij heeft geen eigen plek om te wonen. Zijn woonadres is het adres van de gevangenis in Leeuwarden. Ook als hij niet vastzit.
De officier van justitie zegt dat er met Chadi geen land is te bezeilen. Hij vraagt zich in gemoede af: ‘Wat kan hem nog tegenhouden opdat hij straks, eenmaal weer vrij, geen nieuwe strafbare feiten gaat plegen?’
Chadi heeft het pasklare antwoord. Hij zegt dat hij niet te beroerd is hulp te aanvaarden. Een beetje hulp is immers niet verkeerd. Hij wil bijvoorbeeld wel hulp bij het vinden van een woning, want dat doe je niet zomaar in je eentje. En werk zou ook mooi zijn. Hij heeft wel eens gewerkt, maar dat was meer dagbesteding. Hoewel dagbesteding? Hij zat in een sporttraject. Dat is natuurlijk niet echt werken. Hulp om zijn schulden weg te werken, daar is hij ook niet op tegen. Maar verder?
Opgewekt: ‘Het gaat hartstikke goed met mij.’ Er is maar een dingetje wat hem dwars zit. Hij zit vast. Nu al bijna zes maanden. En het ergste is: het is ten onrechte. Tegen de rechters: ‘Ik ga er vanuit dat jullie inzien dat ik het niet heb gedaan.’
Toen 2017 nog maar een paar uur bestond, werd op de hoek Folkingestraat- Nieuwstad, binnenstad Groningen, een jongeman uit Duitsland beroofd. Dat wil zeggen, dat zegt hij. Hij stond daar even in z’n eentje op de hoek te wachten op een vriend toen hij werd omsingeld door wel een man of zes. Ze pakten zijn portemonnee af en 300 euro. Twee mannen met capuchons met bontkraag bedreigden hem vervolgens met messen. Een grote man met een groot mes tegen de buik, een kleinere met een klein mes in de rug. Hij moest meelopen naar de ietwat verscholen pinautomaat van de Rabo, aan de zijkant van bioscoop Pathe.
De twee capuchons zeiden dat als ze geen geld zouden krijgen, ze hem zouden vermoorden. Eerst werd 50 euro gepind. Daarna werd geprobeerd 1000 euro te pinnen. Toen dat niet lukte, toetste de kleinste straatrover 750 euro in. Dat leverde wel cash op. Pogingen om daarna nog meer flappen te tappen mislukten.
De officier van justitie zegt nu dat de kleine rover Chadi moet zijn. Hij heeft geen ruimte voor twijfel. ‘Ik ben honderd procent zeker van de zaak.’
Chadi zegt dat er overal feestjes in de binnenstad waren, het was immers oud en nieuw. Hij was er met zijn broer, met zijn alibi. Vraag het maar na. Dat hij bij de politie een beroep had gedaan op het zwijgrecht, moet niet verkeerd worden uitgelegd. Hij had een advocaat toegewezen gekregen en die had gezegd dat hij zijn mond moest houden. ‘Dat heb ik gedaan en dat is helemaal fout gegaan. Daarom zit ik nu al zes maanden ten onrechte vast.’
De jonge Duitser stapte naar de politie. Agenten bekeken camerabeelden en zagen twee mannen met capuchons het Gedempte Zuiderdiep oversteken. Een van de agenten: ‘He, die kleine, dat is Chadi. Honderd procent.’ De lange capuchon werd niet getraceerd.
Chadi: ‘Ik vind het heel sneu voor die Duitse meneer. Maar ik vind het ook sneu voor mij, omdat ik onschuldig in de gevangenis zit.’
Rechters: ‘Bij uw aanhouding had u veel geld op zak, een paar honderd euro.
Chadi: ‘Gekregen van mijn broer.’
Rechters: ‘Uw broer die geld bijeen rommelt door op straat nepdrugs te verkopen?’
Chadi: ‘Als mijn broer dat zegt, dan is dat zo.’
Rechters: ‘Een agent heeft u herkend.’
Chadi: ‘Dat moet een grote vergissing zijn van deze verbalisant.’
Rechters: ‘U had ook een mes.’
Chadi: ‘Ik heb altijd een mes bij me meneer.’
Rechters: ‘Waarom?’
Chadi: ‘Ik heb vijanden in Groningen. Meer wil ik daar niet over verklaren.’
Een van de laatste veroordelingen van Chadi dateert van augustus 2015. Hij kreeg toen twee jaar celstraf voor de beroving van een Italiaanse toerist in de binnenstad van Groningen. De rechters willen weten: ‘Heeft u dat feit toen bekend? Of bent u toen onterecht veroordeeld?’ Chadi, op z’n hoede: ‘Ik heb het geaccepteerd.’
De rechters – het is aan hen de waarheid te vinden – besluiten dat de camerabeelden in de rechtszaal moeten worden getoond. Het gaat om de beelden die zijn gemaakt door vernuft in de pinautomaat. Te zien is hoe twee mannen met capuchons en de jongeman uit Duitsland druk aan het pinnen zijn. De kleine man doet halverwege zijn capuchon af. Hij is vol in beeld. Is dat Chadi?
De officier van justitie: ‘Zonder twijfel.’
De rechters: ‘Wij constateren dat er een grote gelijkenis is tussen de man met de bontkraag en de man die hier in de zittingszaal zit.’
De advocaat van Chadi: ‘Hij lijkt er op, maar het is ‘m niet.’
Chadi: ‘Ik heb er niks mee te maken.’
Tijdens het pinnen lopen en fietsen zo’n dertig passanten langs het trio. Niemand slaat acht op hen. De advocaat: ‘Dat is raar. Is hier wel sprake van een beroving? Kijkend naar de beelden, zou je zeggen van niet. Je ziet geen angst bij de Duitse jongeman. Geen van de dertig mensen die passeren belt de politie. Bijzonder raar.’
De advocaat heeft nog wat. De Duitse jongeman heeft van zijn berovers een zakje gekregen met cocaïne. Hoe gek. Misschien, oppert de raadsman, is het verhaal dus anders. Misschien kocht de jonge Duitser op straat drugs en was er gedoe over de betaling. En is dat wat we zien op de camerabeelden. En als hij dan later ontdekt dat hij nepdrugs heeft gekocht, knollen voor citroenen, doet hij boos aangifte van een beroving. Misschien moet dat de waarheid wezen.
De officier van justitie valt niet om maar blijft honderd procent zeker weten dat Chadi zich wederom schuldig heeft gemaakt aan straatroof. En dat niets anders rest dan twee nieuwe jaren gevangenisstraf. Met een bonus van 244 dagen cel die hij nog op de lat had staan. Dat is de eis.
De rechters mogen nu bepalen wat in overtuiging kan doorgaan voor de waarheid. Die is niet altijd gelijk aan wat er is gebeurd. In de rechtszaal is alleen dat waar, wat bewezen kan worden.
Of Chadi met het recht op het laatste woord daar nog iets aan wil toevoegen? Hij zegt: ‘Nee. Ik zou maar in herhaling vervallen.’
Rob Zijlstra
uitspraak volgt
.