Rechtszalen waarin het strafrecht wordt bedreven zijn de treurigste ruimtes die er bestaan. Dat kan haast niet anders. Steeds maar weer zie ik andere mensen – slachtoffers, nabestaanden, vrienden, maar ook verdachten en daders en hun familie – die er vreselijk verdrietig zitten te zijn. Of boos, machteloos, radeloos, wanhopig, vol van spijt.
Of alles door elkaar.
Op afstand volgde ik afgelopen week de verslaglegging door mijn collega’s Daniëlle Molenaar en Renate Winkel. Zij zaten vier dagen in de Grote Zaal van de rechtbank in Assen bij ‘de zaak Sharleyne’. Zij was nog maar een meisje van 8 toen zij misschien wel slapend van de tiende verdieping van de flat waarin ze woonde naar beneden werd gegooid. Door haar dronken moeder. Dat is de verdenking.
Ik heb gezocht naar een ijskoud en beklemmend woord dat klinkt als nagels over een schoolbord, dat pijn doet in de buik, erger dan erg, maar zo’n woord hebben we niet. Dat is vast omdat we zo’n woord maar zelden hoeven te gebruiken. Moeders gooiden nog nooit kinderen van flatgebouwen.
Wij van de krant noemen nare misdaden als moord, doodslag, verkrachting en ook het seksueel binnendringen van piepkleine kinderen, simpelweg zaken. De zaak Sharleyne. De zaak Haren. Een bericht heet op de redactie een ‘stukje’, in mijn geval een ‘rechtbankje’. Roept de eindredacteur: ‘Rob, ik krijg nog een rechtbankje van je.’ Roep ik terug: ‘Mag ik vijftig in plaats van dertig regels?’
Wij van de rechtbankverslaggeving weten natuurlijk dat nabestaanden niet treuren om het verlies van een zaak. Zij huilen om de onbevattelijke dood van een geliefde, om een verloren meisje met een glimmende lach van nog maar 8, anderen huilen om de wending die hun leven gaat nemen, omdat ze de klok wel willen, maar niet kunnen terugdraaien.
Mijn collega’s Daniëlle en Renate slaagden erin vier dagen lang in hun heftige berichtgeving steeds de juiste toon te vinden. Ik weet hoe moeilijk dat is. Zij volgen deze verschrikkelijke gebeurtenis vanaf het eerste begin. En dan ineens zit heel de Nederlandse pers mee te doen, ook nog eens in jouw zittingszaal, aan perstafels die meestens leeg zijn omdat ook de waan van de dag verslagen moet worden.
In zittingszaal 14 diende onlangs ook een zaak van groot verdriet, maar die haalde het landelijke nieuws niet. De zaak Haren. De jongeman Kidane van 20 jaar oud had 25 jaar gevangenisstraf tegen zich horen eisen. De rechtbank maakte er 20 jaar van, de maximaal op te leggen straf voor tweemaal doodslag.
Kidane vermoordde in Haren niet alleen een meisje van 6 jaar, maar ook haar moeder. Haar moeder was zijn vriendin met wie hij dacht te trouwen.
Vrienden hadden hem erom uitgelachen. Dat hij wilde trouwen met een vrouw die al een kind had van een andere man, is in Eritrea niet cool. Kidane had zich er niks van aangetrokken. Hij hield van haar, had hij aan de rechters verteld. Jawel, er was wel eens ruzie, maar niet zo erg als later de buren beweerden. Die zeiden dat ze soms door de muren de klappen konden horen, maar dat kan niet waar zijn, zei hij.
Vanuit Eritrea hadden ouders toestemming gegeven voor het huwelijk. Maar de 23-jarige Nebyat Asmelashe Msgen wilde niet trouwen, niet met hem, zij wilde terug naar haar ex, naar de vader van Bemnet Surafal Nabrom. Toen ze dat vertelde, voelde Kidane zich gekwetst. ‘Het is toen niet goed afgelopen’, zei hij zachtjes tegen de rechters.
Kidane probeerde zijn geliefde na haar bekentenis te wurgen met het oplaadsnoer van de mobiele telefoon. Toen dat niet lukte, pakte hij uit de keuken een mes, sleepte haar naar de badkamer en daar sneed hij, op de tegeltjes, haar keel door.
Het meisje Bemnet werd er wakker van, ze klom uit haar bedje en zag haar moeder in de badkamer liggen. Ze gilde. Niet lang daarna was ze ook dood.
Zo kwam een moeder, een vrouw, om het leven in een land waar ze naartoe was gevlucht voor haar veiligheid en die van haar kinderen. Ook Bemnet had geen schijn van kans op een volgende dag. De school waarop ze zat schreef in de rouwadvertentie in de krant dat ze een sprankelend meisje is geweest.
Ik kijk naar Kidane, een kleine man met een jongensgezicht nog, als hij de rechtszaal met het hoofd gebogen verlaat. Zijn toekomst is voorbij. Hij zal als ongewenst verklaarde de volle twintig jaar moeten uitzitten en daarna wordt hij het land uitgezet.
Als in de Grote Zaal in Assen de nabestaanden van Sharleyne gebruik maken van het spreekrecht, kijk ik in zittingszaal 14 naar camerabeelden van een vechtpartij die op 21 oktober 2015 plaatshad in de Poelestraat, binnenstad Groningen, ’s ochtends in de vroegte.
In de verdachtenbank zit Bernard, een man van 27 jaar. Op de beelden staat hij – zo lijkt het – ladderzat tegen een paal geleund. Plots komt uit een café een groepje vechtende mannen gerold. Je ziet zwaaiende armen, geduw en getrek. Er valt iemand op de grond, anderen slaan, weer anderen houden de man op de grond in bedwang.
Bernard heeft zich van de paal losgemaakt en loopt onvast ter been op het groepje af. Het lijkt alsof hij mee wil slaan. Dan doet hij een klein stapje naar achteren. Om vervolgens krachtig uit te halen met zijn rechtervoet. Bernard trapt de man op de grond vol in het gezicht. Daarna strompelt hij weg, het beeld uit, richting Poelebrug.
De trap is naar om te zien. Juridisch is het een poging tot doodslag. De officier van justitie eiste 24 maanden gevangenisstraf, de helft mag voorwaardelijk, omdat het een misdrijf betreft dat plaatshad in oktober 2015, al een tijd geleden. De rechters doen komende week uitspraak.
Het slachtoffer heeft zijn studie niet kunnen afmaken en heeft, 32 maanden later, nog altijd veel last en hinder van die trap, zo hoor ik. Verdachte Bernard heeft zijn studie nagenoeg afgerond. Geneeskunde. Hij zou aan de slag als chirurg. Nu is hij een kopschopper die als de rechtbank de eis overneemt alles kan vergeten.
De zaak Bernard is van een andere orde dan wat er in Hoogeveen gebeurde en aan het Jufferpad in Haren, triest en treurig is het wel.
Rechtszalen zijn de zalen van de droefenis, waar het menselijk tekort ten volle wordt geëtaleerd.
Rob Zijlstra
update – 2 juli 2018 – uitspraak
Bernard is veroordeeld, maar ontspringt de dans van de gevangenisstraf. Volgens de rechtbank is er geen sprake van een poging tot doodslag, maar van en poging toebrengen zwaar letsel. Dat maakt dat een werkstraf is opgelegd van 240 uur en 6 maanden voorwaardelijke celstraf. Dat laatste, zeiden de rechters, om de ernst te benadrukken. Het complete vonnis (uitspraak) staat hieronder (klik op afbeelding)
Wat een droefenis
Treurende groet,
Het is, beaam ik beide Robben, enorm treurig. Maar het is prachtig opgeschreven en ik lees deze stukken altijd met de grootste aandacht.
Geldt voor mij ook. Ik lees de schrijfsels van Rob iedere keer met plezier en aandacht, ondanks dat het zonder uitzondering treurige zaken betreft. Tevens zie ik ze als leerzaam, ze geven een duidelijk inzicht in hoe het recht zijn beloop heeft in Nederland
Wat je zegt dat hij de volle 20 jaar uit moet zitten omdat hij ongewenst is/gaat worden, klopt niet. Zij worden na 2/3 van de straf (zelfde als bij vi) uitgezet naar hun eigen land als ze tenminste hieraan mee willen werken en zich niet al te zeer misdragen hebben tijdens hun detentie. Dit