Dagblad van het Noorden
blikt terug op verhalen uit 2019.
Vandaag de moord op het
Jaagpad met een
verslaggever als
belabberde getuige.
Mensen zijn superslechte waarnemers
(al denken we van niet)
en onze herinneringen verbeelden zich
ook heel wat.
Het mooiste pad om de stad Groningen binnen te fietsen is via de Platvoetsbrug, de tafelbrug over, langs de sluizen bij Dorkwerd, vervolgens over het Jaagpad met het Zernike aan de ene en het Reitdiep aan de andere kant en dan – nog een flink eind rechtdoor – de drukte van Paddepoel in.
De weg terug, en dan helemaal naar Garnwerd of nog verder, is net zo mooi.
Het is een route die ik als forens regelmatig fiets. Het is niet de meest logische weg – in de zin van de snelste – om vanaf de rechtbank mijn huis te bereiken, maar het is wel de route waar het hoofd het meest leeg van raakt.
Op 14 mei fietste ik er ook, het was een dinsdag. Een groot deel van de dag had ik doorgebracht in een stiltekamer op de redactie. Ik had Rob Geene, de deken van de orde van advocaten van Noord-Nederland, geïnterviewd en het gesprek opgenomen. Dat gesprek had ik uitgewerkt. Geene spreekt in lange, mooie en zinnige zinnen waarin hij zijn zorgen uit over de rechtsstaat. Aan mij om een drie uur durend gesprek terug te brengen tot een verhaal dat acht tot tien minuten leestijd vraagt.
Via café Hammingh in Garnwerd en de Albert Heijn in Winsum kom ik thuis. Daar verneem ik het nieuws. Er is zojuist een man vermoord, op het Jaagpad langs het Reitdiep, ter hoogte van Zernike. Via burgernet doet de politie een oproep waarbij een signalement wordt gegeven van de mogelijke dader. ‘Zuid Europees uiterlijk, donker trainingspak, donker petje.’
Plekken waar moorden zijn gepleegd
Elke beroep brengt eigenaardigheden met zich mee. Ik heb er een paar. Een daarvan is dat ik straten, woningen, plantsoenen, plekken waar ooit een moord is gepleegd opsla in mijn hoofd. Fiets ik de meest logische route van mijn huis naar de rechtbank – door Beijum, over Korrebrug, Korreweg, klein stukje Noorderplantsoen en dan de Nieuwe Ebbinge of de Boteringe in – dan kom ik nogal wat plekken tegen waar het ooit vreselijk is misgegaan.
Aan de meeste plekken – het zijn er meer dan honderd – is ook de bijbehorende naam van het slachtoffer verbonden.
Ook als ik door de binnenstad wandel, duiken her en der namen op van vermoorde mannen en vrouwen. De route Kattendiep – Zuiderdiep (helemaal tot aan Minerva) is in dit verband de meest gewelddadige van de stad.
Het Jaagpad is nu ook zo’n plek geworden. Op dinsdagavond 14 mei, even na 19.00 uur, werd daar de 27-jarige Hidde Bergman doodgestoken. Zomaar. Toen ik die avond thuis het nieuws vernam, begon ik in mijn hoofd een kleine reconstructie te maken. Had ik een man gezien in een donker trainingspak, met een donkere pet? Hoe laat fietste ik daar?
Twee, drie dagen later hoorde ik een politieman op RTV Noord een oproep doen. Wie iets heeft gezien, moet dat melden, ook als je denkt dat het niet belangrijk is.
Ik heb, toen ik daar fietste, een man gezien die mij opviel. Hij liep over het Jaagpad, richting Groningen. Niet als een wandelaar, genietend van de mooie dag en dit mooie stukje Groningen. Nee. Hij liep een beetje als een zweverige zombie, anders kan ik het niet omschrijven. Hij schreed mij tegemoet. Om hem op de fiets te kunnen passeren, zocht ik oogcontact. De man niet, zijn ogen blikten recht vooruit. En die ogen waren hol en leeg.
Dit beeld had ik niet toen ik de man net was gepasseerd. Het beeld kwam pas thuis, en twee, drie dagen later toen ik de oproep hoorde van de politieman. Ik belde, en vertelde wat mij was opgevallen. En o ja, ik zag ook nog een man in een rood shirt in een boot van aluminium, komende uit de richting Dorkwerd. Vast ook niet belangrijk, maar jullie vroegen erom.
Een paar keren belde de politie terug. Of ik de kleur van de jas kon herinneren. Geel? En het uiterlijk? Pet? Ik wilde graag behulpzaam zijn. Ja geel. Uiterlijk? Nee. Ook niet geel. Het was een halflange jas. Dat wel. Groen, groenig.
Of toch niet?
Ik merkte dat ik in mijn hoofd een filmpje maakte. Een filmpje waarbij ik ontbrekende stukken zelf begon in te vullen. Want die jas had natuurlijk wel een kleur. En die lege ogen maakten deel uit van een uiterlijk. Na een paar dagen voelde ik mij een belabberde getuige. Alleen die man in de aluminium boot, daar was ik zeker van. Maar of hij een rood shirt droeg?
Bij het schrijven van dit verhaal is de herinnering dat ik op weg naar huis een biertje had gedronken bij café Hammingh, met pin betaald. Ik zoek in de afschriften van de bank: 14 mei, 16.50 uur, 3,65 euro. Bij Garnwerd aan Zee. Dat is naast Hammingh. Vroeger dan ik meende en niet op de plek die ik dacht.
Ik had gedaan wat ik als rechtbankverslaggever in de rechtszaal zo vaak hoor. Dat getuigen – verdachten, slachtoffers – zich feiten menen te herinneren die bij nadere beschouwing helemaal niet kunnen kloppen. Met liegen heeft dat niets te maken. Mensen zijn superslechte waarnemers (al denken we van niet) en onze herinneringen verbeelden zich ook heel wat.
Dit alles neemt niet weg dat de naam van Hidde Bergman voor altijd verbonden blijft met die van het Jaagpad, het pad dat onderdeel is van de mooiste route om de stad binnen te fietsen.
In september verschijnt de verdachte voor het eerst in de rechtszaal. Hij heet Milton T., een jongeman met een kindergezicht. Als hij naar zijn stoel loopt, schrik ik even. Hij loopt niet gewoon, hij zweeft een beetje, als een zombie. Een aparte blik in de ogen. Of is dat wat ik onbewust wil zien?
Helaas maakt een onbetrouwbare herinnering geen einde aan de trieste dood van Hidde Bergman.
Rob Zijlstra
dit artikel stond op 31 december in Dagblad van het Noorden