Strafzaken naar aanleiding van ons gedrag in het verkeer hebben iets ongemakkelijks. Sowieso. Iedereen die aan het verkeer deelneemt loopt kans in de verdachtenbank te belanden wegens een misdrijf. Een gevangenisstraf ligt dan op de loer.
Het zijn de strafzaken waarbij bij aanvang van de zitting altijd wordt opgemerkt – door de advocaat, de officier van justitie of door de rechters zelf – dat er alleen maar verliezers zijn. Als iedereen verliest, is dat ongemakkelijk.
De openbare weg is een vat vol tegenstrijdigheden. Van (veel te) snel tot (tergend) langzaam, van haast tot alle tijd, van groot verlicht tot fietsers zonder, van zeer ervaren tot beginneling. En alles vliegt alle kanten op.
De kans dat een verkeersdeelnemer verdachte wordt in een strafzaak is iedere seconde aanwezig. Vraag het maar aan Koos. Sinds de aanrijding is er geen dag voorbijgegaan dat hij er niet aan dacht. Een paar keer zegt hij tegen de rechters: ,,Ik heb een grote fout gemaakt en die kan ik niet terugnemen, hoe graag ik dat zou willen.’’
De rechters knikken. Dat snappen ze ook wel en Koos klinkt oprecht.
De officier van justitie houdt de rechtbank voor dat een aan Koos zijn schuld te wijten ongeluk is ontstaan, dat hij met zijn telefoon dan wel navigatie bezig was, dat hij de fietser van rechts niet heeft gezien. Wie niet ziet wat er wel is, kijkt niet goed uit.
De fietser van rechts moest zijn weg per ambulance vervolgen, met fracturen aan de enkel, het sleutelbeen, met wervel- en ribbreuken, met verwondingen aan elleboog en scheenbeen. Maandenlange revalidatie. Van het ongeluk zelf kan de man zich niets herinneren. Zijn baan kon hij behouden, maar zijn werk werd aangepast.
Juristen schrijven dan dat ‘zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan’.
De rechters willen weten of Koos het zich nog wel kan herinneren, die dag in mei.
Koos: ,,Die dag niet, maar het ongeluk zeer zeker. Ik kan het niet terugnemen, kon dat maar.’’
had hij die pittige rijstijl meegenomen ?
Koos is 30 jaar, Amsterdammer en pakketbezorger van beroep. Nog steeds. Hij was die dag in mei aan het werk voor een bedrijf dat was gespecialiseerd in spoed. Een van de rechters merkt op dat in Amsterdam de rijstijl pittiger is dan hier in het Noorden. Had hij die pittige rijstijl misschien meegenomen naar hier? Koos schudt het hoofd. Nee dus. Hij zegt: ,,Amsterdam is een stad met heel veel fietsers. Ik wil niet beweren dat ik als een slak rij, maar in Amsterdam ken je als automobilist geen gekke dingen uithalen. Ik ben een veilige bestuurder.’’
Het ongeluk gebeurde ver buiten de stadsgrenzen, ver van Amsterdam ook. De aanrijding had plaats op de grens van Groningen en Drenthe, tussen Ceresdorp in Stadskanaal en Nieuw-Buinen. Daar is het rechttoe, rechtaan.
De officier van justitie was kort door de bocht gegaan. Koos geeft zijn lezing: ,,Ik kwam aanrijden van de Cereskade, richting kruising met de Industrieweg, met ongeveer veertig kilometer per uur. Ik constateerde een donkere auto op rechts. Ik liet gas los en remde wat bij. Ik liet de donkere auto voorbijgaan, trok op, wilde doorrijden maar zag dat de weg doodliep. In een reactie heb ik toen heel even, een seconde misschien, op de navigatie gekeken. Juist op dat moment was daar de fietser van rechts. Ik remde, maar het mocht niet meer baten.’’
De fietser van rechts wordt vol in de flank geraakt. Enorme klap. De man belandt op de motorkap en daarna op het wegdek. Koos: ,,Ik schrok enorm. Ik ben uitgestapt en heb direct 112 gebeld.’’
hoe het zat met de Tom Tom en de telefoon
Koos denkt dat hij de fietser van rechts niet heeft gezien omdat de fietser achter die donkere auto van rechts zat.
De rechters willen weten hoe het met de Tom Tom-navigatie en de telefoon zat.
Koos: ,,Ik gebruikte zowel de navigatie van de auto als de navigatie op de telefoon. De vaste navigatie was verouderd, vandaar. De telefoon lag in het dashboard, tegen de snelheidsmeter aan.’’
Rechters: ,,Heeft u toen u kwam aanrijden de telefoon bediend?’’
Koos: ,,Nee, nee, ik ben niet zo onvoorzichtig.’’
De officier van justitie zegt dat zij geen reden heeft om aan de lezing van Koos te twijfelen. Zo zal het zijn gegaan. Het slachtoffer weet niets meer, getuigen waren er niet.
De grote vraag is dan hoe de fout van Koos juridisch moet worden vertaald. Hij deed het niet met boze opzet, dus van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – waar wel sprake van is – is geen sprake.
Het ongeluk is wel aan Koos’ schuld te wijten, maar roekeloosheid of onvoorzichtigheid is niet aan de orde. Koos reed ook niet te hard, hij reed zelfs langzamer dan toegestaan. Daarmee is het misdrijf (artikel 6 van de Wegenverkeerswet) wat de officier van justitie betreft van de baan. De eis: vrijspraak.
wat een blik op de weg leert
Maar de verkeerswet laat zich niet zomaar aan de kant zetten: artikel 5 is er ook nog. Dit artikel bepaalt – vrij vertaald – dat het een ieder is verboden om gevaar te veroorzaken op de weg.
Eén blik op die weg leert dat artikel 5 van de Wegenverkeerswet voortdurend en massaal wordt overtreden. Autorijden is niet mens’ sterkste punt, ook al horen wij dat niet graag.
Neemt niet weg, Koos moet gestraft, vindt de officier van justitie, want zij bestaat niet voor niks. Alles afwegende, een boete van 500 euro en een voorwaardelijke rijontzegging van een maand. Dat is uiteindelijk de eis.
De advocaat van Koos vindt dat ook voor het overtreden van artikel 5 vrijspraak moet volgen. Koos heeft een fietser van rechts geen voorrang verleend, oké, maar in dit geval mag dat een noodlottig ongeval heten. Het had iedereen kunnen overkomen. Een schuldigverklaring zonder dat een straf wordt opgelegd of iets geheel voorwaardelijks lijkt de advocaat een veel beter plan dan 500 euro.
De rechters denken er nu over na.
Wat strafzaken naar aanleiding van ons gedrag in het verkeer ook ongemakkelijk maakt is dat het zo lang duurt, tergende jaren, voordat de rechters er iets van mogen vinden. Betrokkenen, allen verliezers, weten jarenlang niet waar ze aan toe zijn.
De aanrijding tussen Koos en de fietser van rechts had plaats op donderdag 11 mei 2017. De rechtszaak was afgelopen donderdag.
Strafrecht dat niets toevoegt, heeft ook niets meer te zeggen.
Zulk strafrecht zou verboden moeten worden.
rob zijlstra
update – 29 februari 2020 – uitspraak
Koos is conform de eis vrijgesproken van artikel 6, maar veroordeeld voor 5.
De straf: 500 euro, geheel voorwaardelijk. Zoals de advocaat had voorgesteld.
fragment uit het niet gepubliceerde vonnis:
Veroordeelt verdachte tot:
betaling van een geldboete ten bedrage van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke
van betaling en van verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Bepaalt dat deze geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Met name de laatste twee zinnen zijn me uit het hart gegrepen!!