leestijd: 4 minuten
Ik schreef eens over de beste rechter van Groningen. De beste rechter was ontzettend goed, niet omdat zij de wetboeken van het strafrecht en strafvordering uit het blote hoofd kende of wist van de meest relevante uitspraken van elders. Dat kunnen alle rechters. Nee, ze was de beste schreef ik, omdat ze de juiste toon wist aan te slaan. En dat altijd. Onverbiddelijk als een spijkerharde verdachte niet beter verdiende, haast moederlijk tegen mannen en vrouwen die in de war waren en de weg kwijt.
Als er rechters bestaan die de beste zijn, dan bestaan er ook slechtste rechters.
De slechtste rechter is de magistraat die vals zingt, die niet de juiste toon kan of wil aanslaan die binnen het orkest is afgesproken.
Nu zijn begrippen als de beste en de slechtste natuurlijk relatief. Winsum is het mooiste dorp van heel het land, maar volgend jaar wordt net zo makkelijk een ander dorp met deze kwalificatie opgezadeld.
Evenwel kan het niet anders dan dat de slechtste rechter van heel Groningen en Drenthe van dit moment de rechter is die deze week te horen kreeg dat hij tijdens een strafzaak zich vooringenomen toonde. Dat is zo ongeveer het allerergste wat je over een rechter kunt zeggen. Het raakt de kern van de rechtspraak: een rechter kan bijna van alles zijn, maar nooit en te nimmer vooringenomen.
Monte van Capelle – strafrechter in de rechtbank van Noord-Nederland sinds 2011 – was dat zonder twijfel wel, oordeelden zijn collega-rechters van de wrakingskamer. Van Capelle kreeg de rode kaart en moest het veld verlaten. De vermaarde strafpleiter Piet Doedens zei eens over deze slechtste rechter, die toen officier van justitie was: ‘De man blaft zonder dat er een grote diepgang van gedachten achterstaat.’
Het optreden van Van Capelle was inderdaad nogal plat. Hij had een verdachte getypeerd als een mongool. Hij nam dat woord niet in zijn mond, dat niet. De verdachte maakte tijdens de ondervraging door de rechters, bozig, duidelijk dat hij geen mongool is. Hij riep: ,,Ik ben toch geen mongool?’’ Van Capelle reageerde gebeten en zei dat het daar ‘anders wel op lijkt’.
De verdachte, toen nog bozer, liet weten dat hij niet meer met deze rechter wilde praten. Van Capelle bitste met het hoofd afgewend dat hij er ook klaar mee was en gunde de verdachte geen blik meer waardig.
De advocaat van de verdachte hekelde niet alleen de verbale, maar ook de non-verbale communicatie van Van Capelle. Volgens de raadsman uitte Van Capelle gedurende langere tijd zijn afkeer van de verdachte. De wrakingskamer is het ook op dit punt met de raadsman eens.
Er wordt buiten Geert Wilders om niet zo heel veel gewraakt in het strafrecht. En als het dan eens gebeurt, wordt het verzoek tot wraking vrijwel altijd afgewezen. Maar ditmaal was er geen ontkomen aan.
‘Monte, Monte, je moet eerst eens tot tien tellen’, luidt de kop boven een groot artikel in Nieuwsblad van het Noorden, in september 1997. In dat 23 jaar oude artikel wordt gememoreerd aan de ‘vaak onredelijke woede-aanvallen’ van Van Capelle in de rechtszaal. Toen dus al.
Van Capelle begon zijn arbeidzame leven als inspecteur bij de gemeentepolitie in Groningen, maar zou later door heel het land vooral naam maken als officier van justitie. Aan advocaten had hij, zo berichten de kranten in het archief, een broertje dood. Advocaten identificeerde hij met verdachten, journalisten als mensen met een ‘genetisch bepaalde autoriteitenhaat’.
Hij speelde in de jaren negentig de hoofdrol in de IRT-affaire en hij was verantwoordelijk voor de spraakmakende arrestatie van politieman Lancee op Schiermonnikoog.
De kranten van toen noemen hem een rechtlijnige crimefighter met een enorme dadendrang, iemand ook die geen blad voor de mond neemt en die is behept met een ‘extreem gevoel voor rechtvaardigheid.’ Dat laatste zei zijn eigen broer tegen de krant.
Misschien was Monte van Capelle in die tijd wel de beste officier van justitie van heel het land. Er waren ook heus mensen die gecharmeerd van hem waren en een enorme dosis humor aan hem toedichtten. Misschien had de misdaadbestrijder nooit een onafhankelijk rechter moeten willen worden.
Na de gewraakte uitlatingen in de rechtszaal werd door de voorzitter van de strafkamer een proces-verbaal van het incident opgemaakt, een woordelijk verslag.
De wrakingskamer kwam een dag later bijeen om beide partijen in de gelegenheid te stellen hun standpunten toe te lichten. Van Capelle schitterde door afwezigheid. Hij had wel een schriftelijk verweer. De wrakingskamer noteerde later in de uitspraak dat Van Capelle van andere feiten uitgaat dan de feiten zoals die in het proces-verbaal staan.
De rechter gaf met ‘alternatieve feiten’ een eigen draai aan het incident.
Dat de gewraakte rechter het liet aankomen op een behandeling door de wrakingskamer wekte hier en daar ook nog wel enige verbazing. De beste man had ook kunnen zeggen, gut mensen, ik liet mij even gaan, in de hitte van het debat, wat ik, ik die als rechter dan nog zonder oordeel is, uiteraard niet had moeten doen.
Hij had het boetekleed kunnen aantrekken en zelf kunnen opstappen. Maar toen de voorzitter van de strafkamer het hem vroeg, of hij berustte in de wraking, luidde het antwoord afgemeten: nee! Op de toon van: over mijn lijk.
Heeft dit alles nu nog consequenties voor de voor het leven benoemde rechter, was een veelgestelde vraag de afgelopen dagen. Ik heb geen idee. Wellicht komt er een indringend gesprek met de rechtbankpresident, misschien maken andere rechters voortdurend grapjes over zijn onkunde en heeft hij dat wel door.
Welbeschouwd deed Monte van Capelle met zijn vooringenomen optreden in de rechtszaal een Grapperhausje. In Den Haag zal dit niet tot ophef leiden, maar de vraag die er ligt is wel de volgende: hoe moet het nu als Van Capelle de komende weken weer in de rechtszaal zit als rechter en in gesprek moet met de verdachte die een politieagent een mongool noemde of de diender met andere beledigende woorden om de oren heeft geslagen?
Dit is een veelvoorkomende misdaad waar politierechters de handen vol aan hebben.
Rechter: ‘Dus u geeft toe dat u de agent een mongool noemde?’
Verdachte: ‘Ja, dat beken ik. En daar heb ik ook spijt van… maar wacht eens even. Bent u niet die rechter die…’
rob zijlstra
→ lees ook: de beste rechter
→ of het artikel van Nieuwsblad van het Noorden uit september 1997 [pdf]