Rollende erwten 2

leestijd: 4 minuten

De rechter vraagt aan de verdachte die hij net anderhalf uur lang stevig doch ook genadig heeft ondervraagd hoe hij er nou zelf op terugkijkt, op wat er is gebeurd. De verdachte, niet de meest spraakzame, mompelt binnensmonds: ,,F’cked’p.’’ De rechter veert iets op en zegt, met verbazing en wijd opengesperde ogen: ,,Zegt u nou fuck you tegen mij?’’

Het belangrijkste onderdeel van een strafrechtzaak is de ondervraging door rechters van de verdachte. De rest staat op papier. Die gesprekken zijn geen praatje pot. De gesprekken zijn indringend, soms heftig tot op het bot. Maar rechters en verdachten spreken lang niet altijd dezelfde taal.

Soms letterlijk niet.

Nog niet eens zo lang geleden was er een in Groningen geboren en getogen verdachte die het Nederlands niet meester was. Een medewerker van de rechtbank die zowel het Gronings als het Nederlands beheerst werd opgetrommeld voor verbale bijstand. En anders zijn er de gecertificeerde gerechtstolken. In zittingszaal 14 staan soms verdachten terecht van buitenlandse herkomst, ik tel elk jaar weer 35 tot 40 verschillende nationaliteiten. Tolken bieden dan kundig uitkomst.

Terzijde: gerechtstolken worden onderbetaald. Zij voeren met regelmaat actie, maar daar merkt bijna niemand iets van.

De geboren Groninger heeft ook pech. Friese verdachten mogen niet alleen in hun eigen rechtszalen aan het Zaailand in Ljouwert Fries spreken, maar Friezen mogen dat ook in de rechtszalen van Groningen en Assen. Groningers en Drenten genieten dit privilege niet.

‘Ynwenners fan de provinsje Fryslân hawwe it rjocht om Frysk te sprekken’, staat in Noord-Nederland op iedere dagvaarding, ook op de dagvaardingen die zijn geadresseerd aan die 35 tot 40 andere nationaliteiten. Moet van de wet.

Overigens zei de verdachte uit de eerste zin van dit verhaal niet fuck you. Op de vraag wat hij er nou zelf van vond antwoordde hij dat het fucked up was, waarmee hij bedoelde dat hij het had verkloot. Eigen schuld, dikke bult.

De rechter had toen met een vriendelijke lach gezegd: ,,Oh, nou dan is het goed.’’
Dat begreep de verdachte weer niet: ,,Goed, goed? Nee, niet goed, ik heb het verkloot toch.’’

Rechters en verdachten verstaan elkaar niet altijd omdat ze wel dezelfde taal spreken, maar niet elkaars jargon.

Er was eens langer geleden een verdachte die bij aanvang van de strafzaak aan de rechters liet weten dat hij een schriftelijke cursus rechten had gedaan. Hij wilde even duidelijk hebben dat ze hem met hun juridisch gepraat niets wijs moesten maken. De rechters adviseerden de verdachte aan het einde van de zitting de vervolgcursus te doen, want ‘u heeft er nog niet veel van begrepen’.

Hoewel de rechtsbeoefenaars er voor het volk zijn, is hun taal daar niet naar. Ze maken het soms nodeloos ingewikkeld. In rechtszaken wordt veel aangehouden. Daarmee wordt uitstel bedoeld, geen arrestaties. Voor een beetje crimineel is dit nogal verwarrend. Zij die rechtszaken uitroepen (‘hallo, we gaan beginnen’) worden aangeduid als deurwaarders. In rechtszalen ontsmetten deurwaarders tussen de rechtszaken door de stoelen en tafels vanwege corona.

De advocaat wordt raadsman of raadsvrouw genoemd, maar nooit raadsheer, want dat is een rechter in hoger beroep. Nu heet een vrouwelijke rechter in hoger beroep ook raadsheer of zij nou willen of niet (niet). De officier van justitie in hoger beroep is een advocaat-generaal, maar deze figuur heeft niets met advocaten van doen en ook niets met het leger, zo de politierechter gewoon rechter is en niet van de politie is.

Dit alles is zo omdat het al meer dan honderd jaar zo is en veranderingen in de rechtspraak de slome slakkengang volgen. Voor het idee: dat is trager dan traag.

Wie vandaag de dag wordt aangehouden (gearresteerd) en zich niet zomaar in de kladden laat grijpen, vanwege opstandigheid of dronkenschap, wordt op de dagvaarding met het navolgende om de oren geslagen:

… hij/zij die op of omstreeks pleegdatum/pleegperiode te pleegplaats,
toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte,
als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden…

Dus. Er zijn mensen, in dit geval werknemers van het Openbaar Ministerie, die een strafdossier bestuderen om vervolgens het gedrag van de rukkende onverlaat te vertalen in juridische abracadabra. Het hierboven aangehaalde fragment is niet van een zaak uit 1896, maar van vorige week.

Een dief jat of gapt niet, maar ‘neemt iets weg om het zich wederrechtelijk toe te eigenen’. Wie de kluit belazert doet dat niet vals en sluw, maar met ‘listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels’. Als het letsel als gevolg van grof geweld niet langer verenigbaar is met het leven, dan wordt bedoeld dat het slachtoffer dood is.

Uitspraken van rechters – hun vonnissen en arresten – zijn heus wel te lezen, maar laten zich niet zomaar begrijpen. Zinnen met tweehonderd woorden voorafgaand aan de punt zijn gewoon. Waarom rechters dit doen, zo nodeloos ingewikkeld, is in raadselen gehuld. Pogingen tot verandering – schrijf toch in klare taal – hebben iets geholpen, maar niet veel. Initiatieven verwelken waar ze bijstaan.

Afgelopen week kreeg ik een prachtig oud boekje, vol verhalen over drama’s in de rechtszaal, dertig jaar geleden opgeschreven door rechtbankverslaggever Frits Abrahams.

Hij noteerde in 1991 dat de slungelige Sjoerd voor het hekje bij de Groningse politierechter stond omdat hij herhaaldelijk niet was komen opdagen voor de keuring voor militaire dienst aan de Hereweg 121 in Groningen. Sjoerd had wel uitnodigingen van het ministerie van Defensie ontvangen.

De officier van justitie trok hard van leer, de advocaat had gevraagd:
‘Kun je lezen jongen?’
Nee.
‘Kun je schrijven?’
Nee
‘Dus als je een brief krijgt…’
Dan begrijp ik het niet.

Frits Abrahams noteerde: ‘Zijn woorden rollen als losse erwten over de vloer van de statige rechtszaal.’

En terwijl de erwten rollen praten rechters, de officier van justitie en de advocaat over transactievoorstellen, verantwoordelijkheid, schuldigverklaringen, over opzet en afstand van hoger beroep en begint het hoofd van Sjoerd te duizelen. Zijn hoofd zakt, zo observeert de rechtbankverslaggever, steeds moedelozer tussen zijn schouders. In nog geen kwartier tijd, zoveel nieuwe woorden.

Het oude boekje is het overtuigende bewijs van het bestaan van de slome slakkengang in de rechtspraak van nu.

rob zijlstra

 

2 gedachtes over “Rollende erwten 2

  1. Rechter Judge Joyce Lie (de ‘taalkundige’ rechter) heb ik via twitter op de ‘verschrikkelijke’ tekst geattendeerd. Ik verwacht t.z.t. wel een hilarisch tweet…

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s