Het steentje

Niet zolang nadat ik als rechtbankverslaggever begon heb ik ergens in het rechtbankgebouw in Groningen een klein steentje uit een plantenbak gepakt en op een richeltje gelegd. Gewoon zomaar, zonder bedoelingen. Jarenlang lag het steentje er te liggen. Zo nu en dan, als niemand het zag, keek ik even. Op een dag was het steentje verdwenen, dat was kort voor de zomer die nu net is afgelopen.

Het steentje heeft er 14 jaar gelegen. Nu het weg is, wil ik niet beweren dat er veel is veranderd in het rechtbankgebouw. Maar hoe onbeduidend ook, het is wel een van de weinige veranderingen. Het gebouw volgt zijn hoofdbewoner: binnen de rechtspraak verandert er weinig.

Buiten het gebouw, waar de samenleving is, gaan de veranderingen als een malle. Het rechtsbedrijf blijft een eigenwijs traag vehikel en dat heeft invloed op de rechtsgang. Ik heb een lijst met strafzaken die ooit in zittingszaal 14 zijn uitgeroepen. Met zaken die dus onder de rechter zijn, maar waar nooit meer iets van is vernomen. De verdachten zitten met schorsingen van de hechtenis thuis; zij mogen het proces in vrijheid en onzekerheid afwachten.

Kennelijk ook tot ze een ons wegen.

Ik informeer weleens bij advocaten van hoe het ermee staat, hoe bijvoorbeeld met de ondernemer die met valse paspoorten via het darkweb vanuit Amerika semtex aan de Korreweg in Groningen liet bezorgen. Advocaten smeken dan om geen aandacht aan ogenschijnlijk vergeten strafzaken te besteden. Maak geen slapende honden wakker, Zijlstra. Hoe langer een zaak sukkelt en de verdachte wacht, hoe groter de kans op een milde straf of geen straf. 

Ik schrijf er toch over.

Met regelmaat komt zo’n oude zaak wel voor de rechter en dan zie je onmiddellijk de lelijke gevolgen van traag recht. Voorbeeld. Deze week stond een 71-jarige man wanhopig terecht wegens aanranding van de eerbaarheid. Hij zou de borst van zijn studerend nichtje dat bij hem inwoonde hebben aangeraakt en haar in de badkamer die ze deelden een seksueel getinte tik op de bil hebben gegeven. 

Het had niet mogen gebeuren, zei de man berouwvol. ,,Maar ik had er geen verkeerde intenties mee.’’ Hij was gek met zijn nicht.

Het was drie jaar geleden gebeurd en nu pas was er de rechtszaak. Drie jaar lang stond zijn leven dat altijd uit hard werken had bestaan stil. Drie jaar lang vreesde hij de gevangenis. Zijn omgeving, de familie, weet nergens van. Afgelopen donderdag kwam het einde van de kwelling in zicht: het Openbaar Ministerie eiste een taakstraf van 60 uur.

Misschien dat de rechtbank over twee weken de helft oplegt, misschien ook geheel voorwaardelijk vanwege het onbehoorlijke tijdverloop.

Het is niet zo dat het tergend trage rechtsbedrijf alleen het strafrecht betreft. Andere rechtsgebieden doen er niet voor onder. Ik zat in zittingszaal 12 waar de bestuursrechter een geschil moest beslechten tussen vogels en vliegtuigen. 

Op en rond Groningen Airport Eelde vliegen vogels en vliegmachines en die combinatie is bloedlink. Bij een birdhit – zo noemen ze dat in vliegkringen – kan niet alleen de vogel, maar ook het vliegtuig het loodje leggen. Dan donderen ze naar benee. Als het de vogel betreft heet het een fauna-incident, is het het vliegtuig dan is het een ramp.

In de rechtszaal heet het geschil een botsing van belangen, van veiligheid aan de ene, de natuurbescherming aan de andere kant. 

Beide belangen hebben advocaten in stelling gebracht. Zij bestoken de bestuursrechter met argumenten, verbaal en  met uitvoerige epistels op papier. Nu denk en hoop je dat een wijze rechter met zo een kwestie raad weet. Dat is niet zo. Na lang denken besloot de rechter dat de toestand aan drie rechters moet worden voorgelegd, vanwege zo ingewikkeld.

Dit was op 3 september. Pas op 13 december kan de zaak worden voortgezet. De juridische oplossing zal ergens in 2021 het licht zien, het vliegveld in Eelde is ondertussen gewoon open, fauna-incidenten en rampen voor lief nemend.

De rechtspraak in Nederland produceert veel vonnissen, maar weinig oplossingen. Aan de borreltafel met een goed glas erbij kun je beweren dat de rechtspraak een vorm van vrede stichten is. Zo staat het ook in mooie boeken over het recht.

Eens per jaar staat in de krant dat het Nederlandse rechtsbedrijf in de top 5 van de heel de wereld staat als het om goede rechtspraak gaat. Alleen Scandinaviërs doen het altijd beter, maar daar valt mee te leven.

In het pas verschenen boek Het Papieren Paleis (‘een hartstochtelijk pleidooi voor de broodnodige vernieuwing van onze rechtstaat’) lees ik dat die ranking riekt. En wel  naar volksverlakkerij. Nederland staat, als je beter kijkt dan wat je ziet, in heel de wereld op plaats 40. Dat is middenmoot: we lossen via de rechtspraak maar weinig conflicten op. Nederlandse rechtspraak is zo inefficiënt als de pest. Niks vrede.

Het Papieren Paleis schetst een onthutsend beeld. Niet dat rechters hier aan de lopende band onschuldigen laten opsluiten, maar wel dat het rechtsbedrijf hopeloos is vastgelopen. En nog erger: het bedrijf is niet in staat, niet bij machte, ten goede te  veranderen. Het systeem wordt, schrijft het boek, geregeerd door een tevreden kaste van juristen.

Ook advocaten van vogels en vliegtuigen hebben geen belang bij een oplossing. Zij zijn toernooivechters in een strijdmodel, zij hebben belang bij voortdurende strijd, bij procederen, bij weer een nieuwe rechtszaak over nog een keer hetzelfde. 

Innovatie is het rechtsbedrijf vreemd.

Als beroepstoeschouwer – wat een rechtbankverslaggever is – herken ik veel van wat wordt beweerd. Onlangs hebben rechtbankverslaggevers uit heel het land een verbond gesloten. Uit naam van dat verbond heb ik met collega-verslaggevers Saskia Belleman (De Telegraaf) en Paul Vugts (Het Parool) en namens 35 rechtbankjournalisten het woord gevoerd over onze grieven in en rond de rechtszalen met de eindbazen van de Raad voor de Rechtspraak.

Wij spraken niet over het slome recht. Wij bespraken praktische zaken. Over de toegang tot de perstafels in rechtszalen in tijden van corona, dus dat we er ook aan kunnen zitten, over onze wens dat er geluid is als wij voor de verslaglegging zijn aangewezen op beeldverbindingen. Over onze veiligheid bij risicozaken. En dat we – als het effe kan – graag de beschikking willen hebben over stopcontacten voor onze apparatuur. 

Stroom is in de samenleving al behoorlijk ingeburgerd, maar binnen de rechtspraak is het nog niet overal vanzelfsprekend.

Rob Zijlstra

Het Papieren Paleis  (de noodzaak tot menselijker recht) is geschreven door Maurits Barendrecht  (hoogleraar innovatie rechtssystemen) en Maurits Chabot (historicus, journalist) en is verschenen bij Uitgeverij Balans.  

 

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s