De gevangenis is slecht
Bijna 39 jaar was Cees Eenhoorn (66) strafrechtadvocaat. Deze week – dinsdagochtend – deed hij zijn laatste zaak. Een grote, want kleine strafzaken bestaan niet. ,,Als advocaat moet je het onderste uit de kan halen.’’
Een beetje onderuitgezakt, het linkerbeen over het rechter, de hand aan de kin, hoofd in luisterstand. Zo zat hij duizenden uren in rechtszalen. Met af en toe een grimas op het gezicht, een blik van verontwaardiging. En als de officier van justitie, de rechter, het al te gortig maakte, dan gingen ook de armen nog wel eens de lucht in.
Typisch Cees Eenhoorn.

foto: maartje schaap
Hij herkent dat wel. ,,Wat ik doe is institutioneel ruzie maken. Ik geef de officier van justitie een grote bek, of de rechter als die iets doet wat mij niet aanstaat. Zo van, jullie moeten nu allemaal eens even goed naar mij luisteren, want anders gaat het helemaal fout hier. Vergeet niet, de staat heeft een arsenaal aan bevoegdheden, heeft een enorme macht. Een cliënt, een verdachte, heeft nul. Dus als advocaat moet je zorgen dat je het onderste uit de kan haalt. En ja, dat kan wel eens strijd opleveren.’’
Toen hij begon na zijn studie rechten in Groningen, begin jaren tachtig, stond de strafrechtadvocatuur in de kinderschoenen. Het had geen hoog aanzien. ,,Het werd je ook afgeraden. Ook omdat er geen banen waren in het strafrecht, er waren geen kantoren die mensen zochten voor deze tak van sport. Ik ben er een beetje ingerold. Dat kwam ook door Winfryd de Haan, die was voor zichzelf begonnen. Ik sloot me bij hem aan. In no-time waren we monopolist. We zaten hele dagen op de rechtbank, de ene zitting na de andere.’’
,,Het was ook idealisme. Winfryd was het strafrecht ingegaan op verzoek van hulpverleners. Bijna al onze klanten waren verslaafd. Het waren vooral inbrekers. We hadden als advocatenkantoor een maatschappelijk werker in dienst, dat was uniek. Die hielp de jongens met hun schulden en dat soort dingen.’’
,,In het begin was ik wel een beetje een vreemde eend in de bijt. Ik was een gymnasiumjongetje uit Drenthe. Ik moest veel leren, hoe je met de jongens moest omgaan en vooral ook hoe niet.’’
Cees Eenhoorn zegt het vaak. De jongens. Zijn jongens. ,,Echt slechte mensen zijn er niet. Je leert de jongens kennen en heel vaak zijn het heel aardige jongens. Ik vond het een van de mooiste dingen van het vak, het contact. Ik had veel vaste klanten, mensen die ik mijn hele carrière heb bijgestaan. Ik heb kinderen van klanten bijgestaan.’’
,,Vroeger hadden we − er waren nog geen computers − een boekje waarin alle klanten stonden. Laatst had ik een cliënt die op de allereerste bladzijde staat van dat boekje.’’
Heeft hij al die jaren ook wat kunnen betekenen voor de jongens? Eenhoorn dacht van wel. ,,Ik kan het leven van een klant niet regelen, maar ik kan wel een beetje helpen als het misgaat. Bijvoorbeeld door te proberen te voorkomen dat-ie in de gevangenis terechtkomt. Iedereen weet dat het slecht is voor iemands leven om in de gevangenis te belanden. Je raakt alles kwijt. Veertien dagen gaat nog, dan kun je je huis nog aanhouden, loopt je vriendin niet bij je weg. Maar bij zes maanden wordt dat al een ander verhaal. Laat staan bij drie, vier jaar.’’
Het is de kortzichtigheid van vergelding
,,Alle straf boven de drie jaar voegt niets toe, dat heeft geen enkele zin. Weggegooid geld, het doet afbreuk aan waardigheid, aan toekomstperspectief. Het is de kortzichtigheid van vergelding. Ik snap heel goed dat als je kind wordt doodgemaakt, dat je dan wilt dat zo iemand levenslang weggaat. En daar valt voor sommigen ook best wat voor te zeggen. Maar voor de gemiddelde inbreker dus niet.”
,,Het is ook hartstikke ouderwets. Als je vroeger een homp vlees van je buurman jatte, ging je een grot in en legden ze er een steen voor. In 20.000 jaar zijn we niks veranderd. We schuiven ze nog steeds die grot in en leggen er een steen voor. Er zijn wel wat meer faciliteiten gekomen, maar het is allang niet meer wat het is geweest. De jongens zitten bijna de hele dag achter de deur. Komen ze vrij, moeten ze zich aan allerlei voorwaarden houden. Dan zit je zo weer binnen.’’
Hij weet ook wel, er is geen alternatief. ,,Dat is het probleem. Het alternatief is een andere samenleving, waar mensen niet van elkaar hoeven te stelen. Helaas is die samenleving nog nergens ter wereld bedacht. We moeten het ermee doen. Maar ik weet wel dat met het oeverloos weggooien van de sleutel we ook niks bereiken. Ja, dat strafrechtadvocaten altijd werk houden.’’
Over strafrechtadvocaten gesproken. ,,Ik zie collega’s die in de rechtszaal opdreunen wat ze thuis hebben opgeschreven. Ik kan dat niet, ik moet worden gevoed door wat er op de zitting gebeurt. Ik maak nooit pleitnota’s, bij ingewikkelde zaken heb ik een lijstje met aantekeningen. Tegenwoordig leest iedereen maar voor. Ook officieren van justitie. Een strafproces moet interactief zijn, je moet je mening tijdens een proces kunnen bijstellen. Dat voorlezen gaat ten koste van de gedrevenheid.’’
Je kunt niet spelen wat je niet in je hebt
De grimas op het gezicht, de armen in de lucht. ,,Als je een toga aantrekt, speel je een rol. Maar het is geen act. Ik heb lang gevolleybald, fanatiek. En ik had van mijn achtste tot mijn zestiende een pony. Ik deed mee aan wedstrijden, dressuur, springen, cross, ik was bloedfanatiek. Je kunt niet spelen wat je niet in je hebt.’’
Cees Eenhoorn bleef heel zijn carrière bij De Haan Advocaten, dat uitgroeide tot een van de grotere advocatenkantoren van Nederland. Tot halverwege dit jaar, toen de strafrechtpoot zelfstandig verderging onder de naam Schaap Advocaten. De vertrouwde stek aan de Turfsingel werd ingeruild voor een klein kantoor aan de Nieuwe Boteringestraat. Zijn werkkamer van de laatste maanden was nog geen 6 vierkante meter. Er zijn niet veel advocaten die na 39 jaar genoegen nemen met de bezemkast. Eenhoorn vond het prima. Eigenlijk had hij nog wel wat langer willen meedoen aan dat nieuwe avontuur. Aan de andere kant, zegt hij, is het goed zo.
,,Ik kijk voldaan terug. Ik heb van alles gedaan, heftige zaken, veel moord en doodslag, maar ook de hennepplantjes thuis. Het waren niet alleen maar verslaafde inbrekers, maar ook directeuren van grote bedrijven. Er zijn geen kleine zaken, dat moet je als advocaat nooit vergeten. Voor een cliënt is zijn zaak groot en belangrijk.’’
,,Ik denk dat ik eruit heb gehaald wat er inzat. Ik had heel veel vaste klanten, dan doe je wel iets goed.’’
Cees Eenhoorn trekt zich terug in Vries, waar hij op de kleuterschool zat, zijn jeugd doorbracht, waar zijn vader dierenarts was. ,,Ik ben een beetje een einzelgänger, ik zit graag thuis.’’ Hij heeft een gigantische tuin. Geld voor een tuinman vindt hij zonde, dus hij gaat zich bekwamen in het tuinieren. En als het regent, is er nog de boekenkast vol ongelezen boeken. Misschien gaat hij zich aanmelden als vrijwilliger voor het stembureau. ,,Van dat soort dingen.’’
Gaat hij het werk missen?
,,Jazeker.’’
rob zijlstra

dagblad van het noorden, 23 december 2020
Pingback: ZITTINGSZAAL 14