Het nieuwsbericht zal voor menig ouder even schrikken zijn geweest. Een 13-jarige jongen uit Eindhoven had dapper meegedaan aan rellen rond de avondklok, wat vrolijk gepaard was gegaan met het plunderen van de Jumbo. De kinderrechter beloonde hem afgelopen week met een leerstraf. De ouders, besloot dezelfde rechter, draaien op voor de door zoonlief aangerichte schade. Ze moeten 18.000 euro betalen.
Dat wordt jarenlang geen zakgeld.
Het is de angst van ouders: dat, hoe goed jij je best ook doet, je kind van het rechte pad afkukelt en dat hij zich dan op een kwade dag schuldig maakt aan zaken die het stadium van kattenkwaad ver voorbij zijn. Of nog erger.
Ik heb veel vaders en moeders in de rechtszaal zien zitten, elkaars hand vasthoudend, terwijl ze door de tranen heen naar hun zoon staarden die voor hen verdachte zat te wezen, wetende dat hij terug moest naar de gevangenis.
Als ouder je kind in de gevangenis te moeten bezoeken, daar achter te moeten laten, hoe akelig moet dat wel niet zijn?
Wie strafzaken volgt, zoals rechtbankverslaggevers dat doen, weet dat na de meest verdrietige strafzaak altijd weer een zaak komt van een nog grotere droefenis.
Het is donderdagochtend, kwart over negen. De strafzaak had al moeten beginnen, maar Lars (33) wil niet komen, hij wil in het Justitieel Complex Zaanstad blijven waar hij al een tijd vastzit. De rechters beslissen anders. Ze willen, zeggen ze, de zaak nu afhandelen. Er zitten ook slachtoffers in de zaal, zijn ouders. Ook daarom sturen de rechters een busje naar Zaanstad om Lars op te halen. Even na een uur in de middag is hij er.
Ik heb Lars al eens eerder in de rechtszaal gezien. In september 2019. Hij stond toen onder meer terecht wegens bedreiging. Op Facebook had hij opgeroepen moslims te doden. Hij plaatste het bericht exact een jaar na de gruwelijke aanslag in concertzaal Bataclan in Parijs.
De officier van justitie had gezegd dat zo’n oproep tegenstellingen en spanningen in de samenleving aanwakkert en dat dat ,,in deze tijd onacceptabel’’ is. Omdat het toen om oude feiten ging, kreeg Lars (die alles ontkende) geen straf, maar een flinke waarschuwing in de vorm van een jaar voorwaardelijke celstraf.
Donderdag is hij er dus weer, ogenschijnlijk rustig en bijzonder zelfverzekerd. Twee meter naast hem zitten zijn ouders, moeder en stiefvader. Zij houden elkaar vast.
Lars wordt ervan verdacht dat hij zijn moeder wilde doden. Eerst zijn moeder en daarna zijn stiefvader. Met een groot mes. De officier van justitie heeft tweemaal een poging tot moord dan wel doodslag ten laste gelegd. Dat zijn de beschuldigingen.
Het zijn de woorden van Lars die raken. De woorden klinken uit zijn mond als krijsend staal, ze doen pijn aan de oren.
De rechters vragen of het waar is wat de officier van justitie beweert?
Lars, meedogenloos: ,,Het klopt. Ze moesten dood. Dat vind ik nog steeds. Ik heb geen spijt. Ja, het spijt me dat ik niet vaker heb gestoken, want ik heb gewoon zoiets van, ze moeten dood.’’
Beide ouders raakten zwaargewond. Voor het leven van de moeder werd vier weken lang gevreesd. Veel van wat ze konden, kunnen ze nu, fysiek, nooit meer.
Bij de politie was die zondagmiddag rond half een via 112 een melding binnengekomen: twee mensen neergestoken in woning. Er rijdt een politieauto in de buurt, twee agenten zijn er snel. Ze zien bloed, veel bloed en overal. Lars wordt niet heel veel later in de omgeving aangehouden.
Rechters: ,,Waarom verliet u de woning?’’
Lars: ,,Nou ik was daar niet echt voor de gezelligheid.’’
Rechters: ,,Is het waar dat u nog achter uw gewonde vader bent aangerend?’’
Lars: ,,Nee, maar achteraf was dat wel beter geweest.’’
Rechters: ,,U stak uw moeder neer en toen moest zij van u in bad gaan liggen. Waarom?’’
Lars: ,,Vanwege de hygiëne. Al dat bloed, die troep. Een bad maak je makkelijk weer schoon.’’
Hij vertelt dat er een oorlog gaande is. Tegen de rechters: ,,Zij denken dat ze winnen.’’ Richting zijn ouders: ,,Maar op een dag moeten jullie voor mij buigen.’’ Dan weer tegen de rechters: ,,Als ik vrijkom, maak ik ze alsnog af.’’
Daags voor het drama was er een engel bij hem gekomen en die vertelde wat hij al jaren vermoedde. Hij is gestolen. ,,Mijn moeder is niet mijn moeder. Zij heeft haar dode kind in de wieg van mijn echte moeder gelegd en mij meegenomen. Omgewisseld. Mijn hele leven hebben ze mij voorgelogen. Ik ben opgevoed door een vrouw die mijn moeder niet is.’’
De rechters hebben in de rapportages van het Pieter Baan Centrum gelezen over demonen die in het hoofd van Lars spoken. Het zijn er vijf tot acht en altijd dezelfden. Hij zegt dat hij ze kan zien, horen, voelen en ruiken, heel de dag door. ,,Het zijn dode mensen en ze stinken naar viezigheid.’’
Gedragsdeskundigen zeggen dat Lars lijdt aan waanbeelden, aan schizofrenie van het paranoïde type. Lars: ,,Dat is hun mening.’’
Een van de rechters: ,,Stel nou dat u het mis heeft, dat het niet waar is wat u denkt. Dat de mevrouw die hier is, wel uw echte moeder is?
Antwoord: ,,Dan moeten ze dat eerst bewijzen met dna.’’
Een paar keer lacht hij. Zegt: ,,Jullie gaan me toch niet veranderen, ook niet als jullie mij in de behandeling stoppen. En ik blijf ook blowen.’’
De officier van justitie heeft aan het einde van de middag niet veel woorden nodig. Wat Lars heeft gedaan kan hem niet worden toegerekend vanwege de stoornissen. Hij eist waar Lars al op had gerekend: tbs met dwangverpleging. ,,Voor iedereen beter, ook voor de verdachte.’’
De ouders lezen allebei vol smart een verklaring voor. Dat ze altijd bang zijn geweest voor de dag waarop het gebeurde. Toen Lars 12 jaar was, was er al iets mis. Jarenlang hadden ze gezocht naar passende hulp, alles aangepakt en geprobeerd. En alles vergeefs, hulp die nodig was, was er niet. Ze vertellen hoe verdrietig ze nu zijn en hoe vreselijk machteloos ze zich voelen.
De rechters hadden nog gevraagd of de ouders voor altijd bang voor hem moeten blijven.’’
Hij antwoordde genadeloos: ,,Ja. Dat lijkt me wel gezond.’’
Als ze de rechtszaal verlaten slaat hun dochter de armen om de schouders van haar moeder en om die van vader heen. Mondkapjes vangen de tranen op.
Zet ’m op zus.
Zet ‘m op vader.
Zet ’m op moeder, moeder van Lars.
Rob Zijlstra
UPDATE – 11 mei 2021 – uitspraak
De rechtbank kwalificeert de daden van Lars als tweemaal een poging tot moord. Maar vanwege zijn stoornissen is Lars geen strafbare dader. Het kan hem niet worden toegerekend. Daarom: ontslag van alle rechtsvervolging. Omdat Lars een groot gevaar vormt voor zij naasten is een behandeling wel noodzakelijk: tbs met dwangverpleging.
Wat een verschrikkelijke geschiedenis. En hoe treffend geschreven. Het raakt mij emotioneel, hoewel ik al heel wat schrijnende zaken heb meegemaakt.
Compliment Rob!
indrukwekkend verhaal!