Er was eens een man die in zittingszaal 14 vertelde dat hij leed aan de Hollandse handelsgeest. Hij werkte in Leeuwarden bij een overheidsdienst die verantwoordelijk was voor de beveiliging van de rechterlijke organisatie. Hij kocht computers en aanverwanten voor rechtbanken, maar dacht daarbij vooral aan zichzelf. Dat kon ook makkelijk want hij mocht zijn eigen uitgaven controleren. Dat was de cultuur op de afdeling waar hij werkte.
Iedereen deed het zo.
En iedereen zweeg.
Er was budget voor de aanschaf van hardware, maar soms was er meer budget dan nodig. Van het geld dat overbleef, restbudget, kocht hij dan bijvoorbeeld twintig fraaie laptops. Die gingen niet naar de rechtbanken, maar naar de kelder. In de kelder gold de voorraadadministratie niet. Via zijn handelsgeest vonden de laptops elders nieuwe eigenaren en kon de man een paar keer met heel het gezin naar Gran Canaria om bij te komen.
De handelsman zei tegen de rechters dat hij altijd wel wist dat wat hij uitspookte niet deugde. Maar, voegde hij er in tranen aan toe, in zijn vorige baan bij een grote scholengemeenschap in Rotterdam ging het niet anders. Hij kreeg een werkstraf van 240 uur en een half jaar voorwaardelijke celstraf. Hij blij. Toen hij terechtstond had hij alweer een nieuwe baan. Met alleen een werkstraf kwam die baan, iets vergelijkbaars, niet in gevaar.
Afgelopen week diende een strafzaak met sterke overeenkomsten. Groot verschil: de handelsgeest van deze week was een medewerker van de politie Noord-Nederland die niet voor de rechter hoefde te verschijnen. Het Openbaar Ministerie sloot een deal: zou de politieman een werkstraf accepteren van 150 uur, dan bleef hem een strafzaak in het openbaar bespaard. Geen stukjes dan ook in de krant.
De officier van justitie zei in de rechtszaal dat zijn voorganger dat zo had besloten. Het waarom bleef onbenoemd. Laat gezegd zijn dat er dagelijks mensen voor de strafrechter moeten verschijnen vanwege aanzienlijk minder.
Bovendien was het niet helemaal eerlijk van de dienstdoende officier van justitie. Feitelijk telt Nederland maar één officier van justitie. Wat de één vindt, vinden ze allemaal. Het Openbaar Ministerie is één en ondeelbaar, heet het. Een officier van justitie hoort zich – al helemaal niet in de rechtszaal – te verschuilen achter een beslissing van een collega.
Vorige week gebeurde dat toch ook. De verdachte (poging tot moord) die in de zittingszaal zat, had daar niet horen te zitten want het onderzoek was nog niet klaar. Foutje, misverstand.
De dienstdoende officier van justitie zei dat hij niet de officier was die de zaak onder zijn hoede had. Daarom kon het misverstand gebeuren. Hij handelde de zaak slechts af in de rechtszaal en had de avond voor de zitting vastgesteld dat er iets niet klopte.
Het was mede hierom dat de rechter snoeihard uithaalde door het werk van het Openbaar Ministerie in de rechtszaal te kwalificeren als prutswerk. Hij zei: ,,Dit is prutswerk, dat moet maar eens gezegd. Prutswerk.’’
Daar zijn ze binnen het één en ondeelbare justitiebedrijf tot ver buiten Groningen wel even van geschrokken. Dat heb ik gehoord. De verdachte vond het niet erg: hij mocht na acht maanden in de bak per direct naar huis.
Of hij terugkomt zodra de zaak gereed is, is afwachten. De officier van justitie – heel het Openbaar Ministerie dus – had alvast aangekondigd dat er een gevangenisstraf zal worden geëist in de duur van jaren. Het huis van de verdachte woont in Polen.
Terug naar de corrupte politieman die niet in de verdachtenbank zat. Daar zaten wel twee anderen, namelijk Bert (58) en Kees (54). Bert is directeur van het automatiseringsbedrijf Aivex waar de politiemedewerker zo genereus zaken mee deed. Kees is medewerker ‘projecten’. Met deze twee mannen wist justitie geen deal te sluiten, want de mannen wilden in de rechtszaal gehoord worden om hun onschuld aan te tonen.
Want niet zij, maar die politieman was de prutser. Die had de boel belazerd door veel zakelijk geblaat en geknoei met de facturen. Zij waren daar naar eigen zeggen onwetend in meegegaan. Niet alleen omdat de politie Noord-Nederland een goede klant was, maar ook omdat je als fatsoenlijke zakenman erop mag vertrouwen dat de politie een integere klant is. Dus dat er drones op het privéadres van de politiemedewerker werden afgeleverd, hadden ze niet raar gevonden. Op het grote politiebureau raakt zo’n mooie drone maar zoek, had de medewerker gezegd.
Snapten ze.
Een van de bedorven trucjes was om facturen in elkaar te flansen die niet overeenkwamen met wat er werd geleverd. Er bleef geld over. Restbudget. Van wat overbleef, kocht de medewerker mooie dingen voor thuis. Het was gemakkelijk – het was easy money – want de politieman mocht – cultuur – zijn eigen uitgaven controleren.
Het bedrijf had als leverancier beter moeten weten, zei de officier van justitie. Hij eiste werkstraffen van 100 en 75 uur tegen directeur en medewerker.
Het ging niet om lariekoek. Het bedrijf leverde camerasystemen voor de politiebureaus in Groningen, Assen en Leeuwarden. Ook de apparatuur voor het cameratoezicht in de binnenstad van Groningen was een project van de medewerker. Het spul waarmee we de misdaad willen beteugelen, stinkt zelf.
De directeur zei boven alles sneu te zijn. Het bedrijf is alle opdrachten van de overheid kwijtgeraakt en heeft tien van de veertien werknemers moeten ontslaan. De directeur: ,,We krijgen geen verklaring meer van goed gedrag. Ik dacht dat je zoiets niet meer kreeg na een veroordeling. Maar de ellende begint al zodra je verdachte bent.’’
Het komt vaker voor – niet heel vaak – dat er rechtszaken zijn waarbij facturen middels creatief prutswerk tot stand zijn gekomen. Prutsen kan omdat er geen fatsoenlijke controle is. De man van het begin van dit verhaal had gezegd dat hij ook een beetje het slachtoffer was geworden van de gelegenheid. Die had van hem de dief gemaakt.
De kwestie van de corrupte politiemedewerker kwam aan het licht toen een nieuwe chef aantrad op de afdeling waar de valserik werkte. Op die afdeling stonden luxe spullen in dozen. Niemand kon het de nieuwe chef uitleggen. Zij begon een onderzoek.
Zouden de politiecollega’s van de prutsmedewerker echt van niets hebben geweten? Geen vermoedens? Profiteerden ze mee? Of waren ze zoals de officier van justitie opperde, een beetje bang voor de man. Hielden ze daarom de mond?
Volgens mij is de politie ook beetje één en ondeelbaar. En, zoals helaas maar weer eens tot schrik blijkt, niet per definitie betrouwbaar.
Prutswerk, prutscultuur.
Angstcultuur, zwijgcultuur.
In die volgorde.
rob zijlstra
Pingback: ZITTINGSZAAL 14
Vertrouwen in onze overheid heb ik al langer niet meer.
Deze blogpost onderschrijft de mistoestanden nog eens kraakhelder!
Bezorgde groet,