De wroetende wethouder

Er zijn burgemeesters in opstand gekomen. Niet dat ze roepend en toeterend de straat zijn opgegaan of het werk hebben neergelegd. Niets van dat. Nee, een van hen heeft een manifest opgesteld en 36 andere burgemeesters hebben daar hun naam onder laten zetten. Vervolgens heeft de pers hun boodschap als nieuws de wereld in geslingerd.

Zo weten we dat burgemeesters vinden dat te weinig wordt gedaan in de strijd tegen wat ze een ‘veelkoppig monster’ noemen, de ondermijnende criminaliteit. Onderaan het manifest tel ik de namen van acht burgemeesters uit Groningen. Westerkwartier en Midden-Groningen zijn absent. En heel Drenthe ontbreekt, dus daar valt het misschien mee.

Het manifest roept op. Er moeten meer wijkagenten (oren en ogen) komen, er moet worden geïnvesteerd in de jeugd (iets met de toekomst), softdrugs moet nu eindelijk (dus nog steeds) worden gelegaliseerd en de samenleving (‘onze inwoners’) dient te worden gemobiliseerd: bel bij onraad Meld Misdaad Anoniem, app de burgemeester.

Je kunt het er nauwelijks mee oneens zijn.

Het manifest wordt afgesloten met een zin die je voor de tweede keer in drie stukjes moet lezen: ‘We weten wat we krijgen als we blijven doen wat we deden.’ Ik moest direct denken aan de tekst op het beton van de gevallen muur in Berlijn, de East Side Gallery. Daar staat: ‘Wer will dass die Welt so bleibt wie sie ist, der will nicht das sie bleibt.’ Erich Fried (1921 – 1988). Oostenrijkse schrijver.

| Het woord crisis moet je
reserveren voor echte rampspoed

De burgemeesters willen dus verandering. Daarvoor is het ook noodzakelijk dat rechters zwaardere straffen opleggen, want de straffen van nu vinden ze te laag. Over dit laatste kun je wel van mening verschillen. Burgemeesters komen nooit in de zalen van het strafrecht. Zij weten niet dat het probleem van nu vooral is dat flink wat misdaad de rechtszaal helemaal niet bereikt.

Het woord crisis moet je reserveren voor echte rampspoed, zoals de huidige klimaatcrisis die is en ook het tekort aan betaalbare woningen mag er eentje zijn. Want een stinkend rijk land dat een beleid koestert waardoor zijn inwoners niet fatsoenlijk kunnen wonen, en een grondrecht als een verdienmodel accepteert, is in crisis.

De rechtspraak is volgens mij niet in crisis, maar de noodtoestand loert wel. De meervoudige strafkamer – voor de echte criminaliteit – behandelt in Groningen al weken vooral zaken die niet doorgaan. De rechtbank Noord-Nederland kampt met te weinig strafrechters en dat is al een paar jaar een serieus probleem.

De misdaad loont met regelmaat, dus die burgemeesters hebben wel een punt. Komt bij dat je in tijden van schaarste verwacht dat het gezag de nog wel bestaande capaciteit goed en efficiënt benut. Maar beste burgemeesters, dat is niet zo. Sterker nog.

De behandeling van de zaak duurde bijna anderhalf uur. Het strafdossier telde geen duizenden pagina’s, maar een stuk of honderd. Dat is toch een week politiewerk. De misdaad betrof een milieudelict, normaal gesproken een ondergeschoven kindje in de strafrechtspraak. Maar ditmaal zouden de verdachten de dans niet ontspringen.

Het was een heuse heterdaad. Een politieman – in vrije tijd – zag op een zonnige zondagmiddag in maart (vorig jaar) dat een man en een vrouw, het waren zijn overburen, iets in een vijver gooiden. ’t Was riet met modderkluiten eraan.

De politieman wist – bij wijze van spreken – niet wat hij zag. De volgende ochtend deed hij aangifte en zijn collega’s gingen onmiddellijk aan de slag. Er werden foto’s gemaakt, er werd buurtonderzoek gedaan, er werd een getuige gevonden die van grote afstand ook iets had waargenomen. Iets. Dat er een man was die iets in het water liet zakken.

Het tuinierende echtpaar werd twee weken na het misdrijf per brief als verdachte aangemerkt en gesommeerd op het politiebureau te verschijnen voor een verhoor. Het was er stevig aan toegegaan.

De chagrijnig ogende officier van justitie bromt dat beide verdachten, dus samen en in vereniging, al dan niet met opzet, stoffen in een oppervlaktewaterlichaam hebben gebracht. In klare taal: ze flikkerden afval in een vijver.

De verdachten hadden een strafbeschikking gekregen van duizend euro per persoon. Dat vonden ze onrechtvaardig en dus betaalden ze niet. Dat mag. Consequentie: de officier van justitie maakt er dan een strafzaak van met alles erop en eraan.

| Zij zat op haar knieën
elders in de tuin te wroeten

De man (64) verklaart in de rechtszaal dat hun tuin tegenover de vijver ligt. Aan de oever stond altijd riet, maar dat was grotendeels verdwenen met dank aan de vissers. ,,Ik heb riet uit mijn tuin teruggebracht naar de natuurlijke omgeving. Ik dacht daarmee goed te doen.’’

De vrouw (58) ontkent iets te water te hebben gelaten. Zij zat op haar knieën elders in de tuin te wroeten. De officier van justitie, narrig: ,,Mevrouw ontkent in alle toonaarden.’’

De rechter, vriendelijk als altijd, zegt tegen de man dat hij niet twijfelt aan diens goede bedoelingen, maar dat goede bedoelingen de wet niet anders maken. De rechter had het uitgezocht. De waterwet wil dat alles wat je in het oppervlaktewater gooit of laat plonzen, afval is. Dat is in het echt natuurlijk niet waar, maar als de wet het zegt, is het wel zo.

De rechter: ,,Je denkt bij afval aan afgedankte bankstellen, aan verfresten. Maar voor de wet is ook organisch materiaal dat opgaat in de natuur, zeg een plant, afval. En dus is u strafbaar en u bent ook een strafbare dader.’’ Volgens de rechter had de man er verstandig aan gedaan vooraf even te overleggen met de autoriteiten van de gemeente. Want met een vergunning mag het weer wel.

De man knikt, dat had hij misschien moeten doen. Punt is dat hij iedere avond naar bed gaat met de gemeente en daar ’s ochtends ook weer mee opstaat. Zijn vrouw, de medeverdachte, is namelijk de wethouder.

De rechter denkt na. Diepe zucht. Vrijspraak voor mevrouw. Zij zat te wroeten. De strafbare meneer hoeft geen duizend euro te betalen, maar krijgt een waarschuwing (een voorwaardelijke boete van 500 euro). De officier van justitie reageert snibbig. Ze zegt dat ze hoger beroep overweegt. Dan gaan drie rechters in Leeuwarden – ergens in 2023 of zo – de hele zaak nog een keer bestuderen en beoordelen.

Het is maar een idee: kan het manifest van de burgemeesters niet worden uitgebreid met een oproep aan politie en justitie om de schaarse capaciteit van de rechtspraak niet langer te belasten met apekool en malligheid?

rob zijlstra

berlijn, east side gallery

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s