Moordenaars zijn, ook als ze nog
verdachten zijn, altijd kleiner dan je denkt
Sinds 1970 zijn in de stad Groningen ten minste 134 mensen door een geweldsmisdrijf om het leven gekomen.
Wat we zeker weten is dat het gaat om 74 mannen en 60 vrouwen.
Het zijn er meer, want er worden misdrijven over het hoofd gezien.
De meeste moorden zijn overigens geen moorden maar doodslagen of anderszins.
Zo zitten er mishandelingen met de dood tot gevolg tussen.
Echte moorden, dus voorbedacht, willens en wetens: welgeteld 21.
De meeste van de 134 levensdelicten werden gepleegd tussen november en april.
Vooral in april is het oppassen.
In mei en juni wordt er weinig gemoord, net als in september en oktober.
Negen stadse moordzaken zijn niet opgelost.
In Groningen kunnen dus best negen moordenaars op vrije voeten rondlopen.
Dat hoeft niet eng te zijn; enger is dat er tientallen mensen door de stad lopen die de komende jaren voorbedacht of in een hevige gemoedsopwelling een medemens om het leven zullen brengen.
Ik durf hier wel op te schrijven dat een aantal slachtoffers nog geboren moet worden.
Moord is het zwaarste delict dat het wetboek van strafrecht kent.
Rechters schrijven dan in hun vonnissen dat de verdachte ‘het meest kostbare bezit en het hoogst beschermde rechtsgoed aan een persoon heeft ontnomen’.
Wanneer rechters dit zo opschrijven is de verdachte de dader.
Op zaterdag 15 augustus 2015, even na half drie in de middag, werd Nelson Mariano ‘Mais’ Jozef doodgeschoten in de Sumatralaan in Groningen.
Michael D. zou de dader zijn.
Toen het gebeurde waren de mannen even oud.
Allebei 42.
Nu is alleen D. een jaar ouder.
Het Openbaar Ministerie eiste afgelopen week een gevangenisstraf van tien jaar en wil dat de rechtbank ook de maatregel tbs met dwangverpleging oplegt.
De samenleving moet tegen Michael D. worden beschermd.
D. geeft toe dat hij de fatale kogel afvuurde.
Hij wil zijn straf uitzitten voor ‘die ding’ die hij heeft gedaan, als het maar zonder tbs is.
Tegen de rechters: ‘Ik ben niet knettergek of zo.’
Moordzaken zijn per definitie heftig.
In de rechtszaal hangt altijd spanning in de lucht, alleen al vanwege het feit dat familie, beste vrienden en kennissen van zowel de verdachte als van het slachtoffer samen de niet zo grote publieke tribune bevolken.
De spanning is kort voor aanvang het groots, op het moment dat de verdachte de rechtszaal wordt binnengebracht.
Velen zien zo iemand dan voor het eerst.
Moordenaars zijn, ook als ze nog verdachten zijn, altijd kleiner dan je denkt.
De twee mannen – vaders van kinderen – hadden bonje en dat zeurde al een paar dagen door de buurt.
Michael zou irritant met zijn scooter over de stoep zijn gereden.
Mais Jozef zou daar iets van hebben gezegd.
Michael D. had toen vlak voor zijn voeten op de grond gespuugd.
Of was het de fiets van Mais die Michael D. had meegenomen?
De rechters: ‘Wat was nou de aanleiding?’
Misschien hoopten ze op iets groots, op een heikele kwestie van wezenlijk belang.
Een vrouw.
Een onbetaalde rekening.
Desnoods een zoekgeraakte partij drugs met een straatwaarde van een paar miljoen.
Michael D.: ‘Jaloezie.’
Rechters: ‘Jaloezie? Waar was Mais Jozef dan jaloers op?’
Michael D.: ‘Hij vond het niet leuk dat ik een mooie scooter had.’
De aanleiding om het zwaarste delict uit het wetboek van strafrecht te plegen is vaak een onbeduidende.
Met de grootste gevolgen.
Michael D. vertelt aan de rechters dat Mais Jozef hem achterna zat met een ijzeren staaf, een breekijzer met een scherpe punt. Zegt: ‘Hij wilde mij kapotmaken. Ik was bang.’
Rechters: ‘U zegt dat u werd bedreigd. Dat hij u wilde doodmaken. Waarom heeft u dan niet de politie gebeld.’
Michael D., met de logica van de straat: ‘Ik had geen beltegoed.’
Getuigen verklaarden dat twee mannen, eentje op een scooter, eentje met een fiets, elkaar op die zaterdag aan het uitdagen waren.
Wanneer het misgaat, gaat het snel.
Michael D. wordt geslagen met die ijzeren staaf.
Drie keer.
De mannen vallen, krabbelen overeind.
Michael D.: ‘Hij kwam toen weer naar me toe. Er was geen respect. Ik zag hem wazig en ik dacht dat hij mij nog een keer wilde slaan. Ik was in paniek. Toen heb ik hem neergeschoten.’
De enige kogel die wordt afgevuurd raakt Mais Jozef in de borst.
Rechters, want dat zouden zij doen: ‘U had ook in de lucht kunnen schieten.’
Michael D.: ‘Het was hij of ik.’
De verdachte vertelt dat hij al jaren een wapen draagt.
Soms?
Nee. Meestal altijd.
In de broekzak. Een revolver. Ja, geladen. Drie kogels.
Later zegt hij dat het geen revolver was, maar een schietpen waarmee één kogel per keer kan worden afgevuurd.
Het wapen waarmee Mais Jozef is doodgeschoten is niet gevonden.
Advocaat Cees Eenhoorn zegt dat er sprake is van noodweer.
‘Mijn cliënt is geslagen met een stuk ijzer en moest er rekening mee houden dat hij weer zou worden geslagen. Hij verdedigde zich.’
De officier van justitie: ‘Niks noodweer. Hij zocht zelf de confrontatie. Hij is geslagen, maar door te schieten met een vuurwapen zijn grenzen overschreden. Verdachte is al jaren in beeld bij justitie en er is sprake van voortdurend delictgedrag. Dat telt ook mee.’
De officier van justitie zegt dat Mais Jozef een vader was, een zoon, een broer, een vriend, die nu elke dag wordt gemist.
Een vrijwilligster van Slachtofferhulp spreekt namens de broer.
Zij zegt met een bijtende stem tegen de verdachte: ’Ik haat je’.
Zoiets mag Slachtofferhulp helemaal niet zeggen, maar de medewerkster deed het toch.
Een dochter zegt dat ze hoopt dat de moordenaar van haar vader een passende straf krijgt en dat zij verder willen, zonder trauma’s, zonder haat.
Mais Jozef was niet verzekerd.
De gemeente Groningen nam daarom de kosten voor onder meer de begrafenis voor haar rekening.
Dat betekent wel dat het graf over drie jaar wordt geruimd.
De nabestaanden kunnen dat voorkomen door de grafrechten te kopen.
Het Openbaar Ministerie vindt het billijk dat de verdachte – die straks tot dader wordt veroordeeld – die kosten gaat dragen.
Ook vindt de officier van justitie het meer dan redelijk dat Michael D. de komende jaren maandelijks 100 euro betaalt aan twee kinderen van Mais Jozef.
Dat moet hij dan gedurende 118 en 133 maanden doen, net zo lang tot de kinderen 18 jaar zijn, dan oud genoeg om in hun eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.
Hoe zakelijk ook, bij moordzaken wordt in de rechtszaal ook letterlijk met de verdachte afgerekend.
Rob Zijlstra
update – mei 2016 – uitspraak
De rechtbank heeft Michael D. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar. Zonder tbs.
update – 28 december 2016 – uitspraak hoger beroep
Het gerechtshof ziet het anders dan de rechtbank en heeft Michael D. veroordeeld tot 6 jaar celstraf en tbs met dwangverpleging. Het volledige arrest met de motivering is te lezen door op onderstaande afbeelding te klikken.
Wat een treurig verhaal, helemaal omdat het zo’n onbenullige ruzie was.
Ik vind dat het bezit van een schietwapen wel zwaar mag meewegen, het is niet voor niks dat die ondingen hier verboden zijn.