Rode kaart | in de rechtszaal horen fouten consequenties te hebben

De officier van justitie zegt dat er in de woning van de verdachte zwaar en illegaal vuurwerk is aangetroffen. ,,Levensgevaarlijk voor heel de buurt.’’ De rechter hoort het aan en zegt: ,,Tja, dat was in december 2018. En het is vandaag januari 2022. Leg uit.’’ De officier van justitie slaakt een diepe zucht, gaat staan en antwoordt: ,,De zaak heeft helaas vastgehangen in het systeem. Ik zal er bij mijn strafeis ernstig rekening mee houden.’’

Daarna gaat het systeem over tot de orde van de dag. De vuurwerkman geeft het ruiterlijk toe, hij vindt zichzelf ook asociaal – toen tenminste – en zal het zeker weten nooit weer doen. Deal, zegt de strafrechter en legt, zoals is geëist, een taakstraf op. Maar het mag wel een voorwaardelijke (dus een waarschuwing) zijn omdat de berechting zoals geschetst ruim drie jaar en dus veel te lang op zich heeft laten wachten.

Ooit ging zoiets anders. Ooit zou zo’n verdachte met een bos prachtige bloemen en met de nederigste verontschuldigingen van de president naar huis zijn gereden en zou het Openbaar Ministerie de rechterlijke wind van voren krijgen. Rechters zouden het Openbaar Ministerie voor zo’n miskleun de zwaarste sanctie opleggen: een niet-ontvankelijkheid. Dat klinkt niet heftig, maar dat is het wel, het is in de rechtszaal de ultieme rode kaart. De officier van justitie zou met het hoofd gebogen en een knoop in de maag de rechtszaal verlaten, collega’s zouden achter zijn rug schampere opmerkingen maken. Thuis zouden ze zeggen: ,,Wat ben je stil.’’

De wet bepaalt dat een verdachte binnen redelijke termijn moet weten waar hij aan toe is. Strafvervolging dient een voortvarend proces te zijn. Redelijk is van elastiek, maar in de praktijk van de strafrechtspraak is de rek er na twee jaar uit. Liet de berechting langer dan twee jaar op zich wachten, dan verspeelde de officier van justitie het recht op vervolging. De verdachte ging dan vrijuit.

Op een dag begonnen de tijden te veranderen. De Hoge Raad – het hoogste rechtsorgaan – bepaalde dat als de redelijke termijn wordt overschreden dat niet meer mag leiden tot een rode kaart. Wat nog wel mag is het geven van strafkorting. En dat is wat er momenteel op grote schaal in de rechtszalen gebeurt. Veel strafzaken die vandaag de dag worden behandeld, zijn ouder dan twee jaar. Strafkortingen vliegen als kiloknallers door de rechtszaal.

Echte strafrechtadvocaten – er zijn ook advocaten die het strafrecht er eventjes bijdoen – worden hier verdrietig van. Ik heb er een paar gebeld en allen vertellen dat er voor het Openbaar Ministerie momenteel geen enkele prikkel bestaat strafzaken tijdig bij de rechtbank aan te leveren. Er staat geen sanctie op als zaken in de systemen blijven hangen. Ook voortvarendheid is een rekbaar begrip geworden.

Echte strafrechtadvocaten zeggen dat echte officieren van justitie hier ook niet gelukkig van worden. Dat het ook voor hen heel onbevredigend is dat het gaat zoals het gaat.

Nuancering. Het ligt niet alleen aan het Openbaar Ministerie. De rechtbanken in het Noorden – ik schrijf het hier vaak – hebben te weinig rechters op de loonlijst staan voor al het strafwerk dat wordt aangeleverd. Ook daardoor stagneert de boel. Nog eentje: dat er te weinig rechters zijn komt omdat de heersende politiek het rechtsbedrijf al heel lang beschouwt als een van de vele afdelingen van de bv Nederland. ’t Mag niet te veel kosten.

Terug naar de rechtszaal.

Als het optreden van de overheid te wensen overlaat, dan kunnen we met fakkels door de stad lopen en hopen dat dat voldoende landelijke publiciteit genereert zodat het misschien wat zoden aan de dijk zet. Ondertussen mogen we van rechters verwachten dat zij de boel scherp houden. Rechters zijn geen afdeling, maar vormen de derde staatsmacht.

Rechters hebben de plicht tot onbehagen. Ze moeten niet alleen zware criminelen en andere rotzakken een onbehaaglijk gevoel durven geven, ze moeten ook in wijsheid beslissingen willen nemen die de overheid – lees in dit geval het Openbaar Ministerie – onwelgevallig zijn. Als het moet.

Iedereen kan fouten maken, maar in de rechtszaal horen fouten consequenties te hebben. In de jaren negentig en voorheen gebeurde dat ook. Heette de boef Jansen, maar stond in de dagvaarding Janssen met dubbel s dan volgde vrijspraak. Boef vrij door vormfout, stond dan in de krant. Er werd dan ach en wee geroepen, maar het hield iedereen wel bij de les.

Politie en justitie hebben ontzettend veel macht en middelen om de burger in de gaten te houden, aan onderzoeken te onderwerpen en om die burger op te pakken, als het moet zelfs met geweld. In ruil voor deze gegeven macht is afgesproken dat de overheid strikt binnen de eigen regels opereert, dat rechters daarop toezien en dat diezelfde rechters onrechtmatig optreden van de overheid bestraffen. Alleen op die manier blijft de boel in evenwicht.

Rechtspraak hoort topsport te zijn.

Het is zo’n mooi idee, maar ook hier heeft de tijd ingegrepen. Het Openbaar Ministerie kan vandaag de dag ongestraft fouten maken en mag die fouten met terugwerkende kracht herstellen.
Echte strafrechtadvocaten kunnen dan praten als Brugman – en dat kunnen ze – rechters trekken zich er weinig van aan. Het uitgangspunt dat de wet ook is bedoeld, vooral ook, om de burger tegen de machtige overheid te beschermen, is allang niet meer vanzelfsprekend.

Advocaten benoemen de tijdgeest: binnen het strafrecht gaat het allang niet meer om de verdachte. Het slachtoffer krijgt ten koste van de beklaagde steeds meer ruimte in de rechtszaal.

En daarom was het zo bijzonder wat er deze week op een ochtend op de eerste verdieping van het gerechtsgebouw in Groningen gebeurde. Een 23-jarige vrouw werd beticht van het stelen van een Fiat Seicento. Dat is een auto. Het voertuig stond geparkeerd aan het Gedempte Kattendiep. De officier van justitie wilde een straf, niet een al te hoge want de diefstal dateerde van 2018. Maar daar ging het ditmaal niet over.

Nadat de officier van Justitie de strafeis had geformuleerd, draaide de rechter zich naar haar toe en zei dat hij streng moest wezen. Die auto zal heus gestolen zijn, sprak de rechter. Maar de gestolen auto stond niet aan het Gedempte Kattendiep in Groningen zoals de dagvaarding vermeldt. De auto stond aan het Gedempte Kattendiep in Appingedam. Daar had de misdaad plaats, niet in Groningen. ’n Dikke fout. Dus vrijspraak.

Zouden de rechters in ons aller belang vaker moeten doen.

rob zijlstra

 

 

 

Een gedachte over “Rode kaart | in de rechtszaal horen fouten consequenties te hebben

  1. Rob ik begrijp je laatste zin niet. De vrouw is verdacht van het stelen van een auto, maar alleen omdat op de dagvaarding een verkeerd adres staat, wordt zij vrijgesproken, en dat is in ons aller belang? Hoe is dat in ons aller belang? Dit soort vormfouten zijn alleen in het belang van verdachten, die waarschijnlijk weldegelijk schuldig zijn aan een misdrijf en daarmee wegkomen. Dit is niet in het belang van ‘ons allen’, waarvan 99% geen dader van misdrijven is, maar eerder slachtoffer

Plaats een reactie