De rechtspraak kost wat en dat is natuurlijk logisch.
Een bos kost ook geld.
En geen rechtspraak nog veel meer.
Een en ander neemt niet weg dat de Nederlandse strafrechtspraak zich kenmerkt door een efficiënte aanpak.
Wanneer er voor één strafbaar feit twee (of meer) verdachten zijn, staan die twee (of meer) meestal gelijktijdig voor de rechter.
Dat is omwille proceseconomische reden.
Twee voor de prijs van één.
Dat is zowel handig als lastig.
Want wanneer er twee verdachten voor hetzelfde feit terechtstaan, worden op één zitting twee rechtszaken tegelijkertijd behandeld.
Rechters zijn in zo’n geval verplicht vooraf tegen de verdachten te zeggen dat hun zaken gelijktijdig worden behandeld, maar niet gevoegd.
Dat betekent dat wat de ene verdachte zegt in zijn zaak, niet gebruikt zal (mag) worden in de zaak van de andere verdachte.
Branko en Stanley worden verdacht van straatroven, in augustus en september in de stad Groningen.
Stanley wil wel toegeven dat hij het heeft gedaan.
Hij moest zich melden bij de gevangenis en had geld nodig ‘voor in de bak’.
Daarom.
Branko ontkent zijn betrokkenheid, want hij heeft niks gedaan.
Stanley is het met zijn medeverdachte eens.
Hij zegt tegen de rechters: ‘Deze man kunnen jullie naar buiten gooien. Hij heeft er niets mee te maken.’
Branko kijkt tevreden naar Stanley en vervolgens naar de rechters.
Hij zegt: ‘U hoort wat die kerel zegt. Ik heb er niets mee te maken.’
Maar zo gemakkelijk is het niet.
Want wat Stanley roept – behoorlijk ontlastend – kan niet zomaar worden gebruikt in de zaak van Branko.
De strafzaak zal moeten worden aangehouden om Stanley bij de rechter-commissaris als getuige te kunnen horen.
Daar mag hij herhalen wat hij zojuist heeft geroepen.
Daarvan wordt proces-verbaal opgemaakt en dat wordt toegevoegd aan het dossier van Branko.
Dan telt het wel.
Weg handig voordeel.
De twee strafzaken worden aangehouden (uitgesteld) om over maanden na nader onderzoek te worden voortgezet.
Branko blijft verdachte, zij het dat de voorlopige hechtenis per direct wordt opgeheven.
Hij hoeft niet terug naar de gevangenis; hij mag – ook van de officier van justitie – zijn proces in vrijheid afwachten.
De aanklager is niet meer zo zeker van haar zaak.
De eerste zittingsdag van het nieuwe jaar in zaal 14 was ’s ochtends begonnen met Tido en Harm.
Ook hun zaken dienen gelijktijdig, maar niet gevoegd.
Samen zouden ze op een nacht in oktober van het vorige jaar Wilco hebben geslagen, geschopt en vervolgens beroofd van zeventig euro, identiteitspapieren en zijn fiets.
Tido en Harm zitten naast elkaar in de verdachtenbank.
Harm zegt dat het klopt.
Tido niet.
Tido zegt dat toen het gebeurde, Harm lag te slapen.
Tettert: ‘Dus wat kan hij nou weten?’
Rechters: ‘Wat is er dan gebeurd?
Tido vertelt dat ze ’s nachts bij café Bos in Vledderveen een krat bier hadden gekocht. Toen ze weer buiten stonden, kwam die Wilco stomdronken achter hen aan.
Ze dronken samen biertjes uit hun krat.
Tido: ‘Maar ineens ging die man slaan en schopte hij mij. Hij mij! Dat is de waarheid.’
Rechters: ‘Waarom sloeg hij u?’
Tido zou het niet weten.
‘Portemonnee?’
Tido: ‘Niet gehad.’
Fiets?
‘We zijn lopend weggegaan. Op de fiets. Nou ja, hoe weet ik ook niet meer.’
Harm heeft een andere lezing van de gebeurtenis.
Hij sliep helemaal niet.
Die ochtend had hij met zijn zoontje kastanjes gezocht en toen was hij Tido tegen het lijf gelopen.
Die moest een auto op naam laten zetten.
Bij de C1000 kochten ze een krat bier.
Toen de flesjes leeg waren, schakelden ze over op Beerenburg en Jägermeister en toen benzine op was, liepen ze naar een café om een nieuw krat te kopen.
Ze waren buiten gaan zitten en toen kwam die man er aan.
Eerst dronken ze nog wat samen, rookten ze wat van zijn shag.
Daarna hadden ze hem nadrukkelijk om geld gevraagd.
Harm: ‘Tido gaf hem twee klappen. Hij viel. Ik heb hem twee keer geschopt. Hij gaf zijn portemonnee. Die heb ik aangepakt. Daarna zijn we op zijn fiets weggereden. Tido stuurde, ik zat achterop met het krat bier. De fiets hebben we later in het kanaal gegooid.’
Het slachtoffer mocht bij een woning met het licht nog aan de politie bellen.
Op basis van het signalement, zei de buurtagent: ‘Dat moeten Harm en Tido zijn geweest.’
De officier van justitie komt niet toe aan het eisen van straf.
Het onderzoek in de zaak van Tido is klaar, maar in de zaak van Harm ontbreekt het reclasseringsrapport.
De rechters willen de twee strafzaken niet splitsen, maar een maand uitstellen.
Tido is het daar heel erg mee oneens.
Hij wil weten waar hij aan toe is en nog liever naar huis.
Zouden de rechters in zijn zaak over twee weken uitspraak doen, dan nemen ze daarmee een voorschot op hun oordeel over Harm.
En dat kan niet, want zijn strafdossier is nog niet compleet.
Een oordeel over Tido betekent dat de rechters in de zaak van Harm besmet zijn.
Kan opgelost worden: door de strafzaak van Harm opnieuw te doen.
Met drie andere rechters.
Dat is niet efficiënt.
En dus gaan Harm en Tido om proceseconomische reden, terug naar de gevangenis.
Rob Zijlstra