Hij moet meekomen, mee naar Groningen
om daar iemand bang te maken
Om de misdaad binnen de perken te houden, richt het strafrechtsysteem zich voornamelijk op de misdaadpleger.
Een koppige geit naar de gevangenis sturen is in het kader van de misdaadbestrijding natuurlijk ook tamelijk onzinnig.
Maar misdaadplegers zelf leggen het waarom van hun doen en laten vaak buiten zichzelf.
In zittingszaal A van het Paleis van Justitie in Leeuwarden diende afgelopen week een vreselijkste rechtszaak.
Op de antieke houten stoel voor de rechters (raadsheren) zat Karin S. (51), misschien wel de slechtste moeder ter wereld.
Ze keek toe hoe haar vriend haar verstandelijk gehandicapte dochter Daniëlla doodsloeg met een honkbalknuppel.
Daarna verzon ze een leugen om haar vriend – hoe slecht is hij wel niet? – in bescherming te nemen.
Terwijl ambulancepersoneel het leven van haar 20-jarige dochter probeerde te redden, vertelde Karin aan de agenten dat Daniëlla van de trap was gevallen.
Karin S. is vorig jaar door de rechtbank tot 8 jaar celstraf veroordeeld wegens medeplichtigheid aan moord.
Ze is in hoger beroep gegaan omdat ze de straf te hoog vindt.
In haar beleving is alleen Geert de grootste slechterik.
Alles komt door hem.
Dat zij niets deed, ook.
Ze liet Geert als hij Daniëlla verkrachtte of afranselde z’n gang gaan omdat ze zo bang was. Soms gilde het moederhoofd dat ze moest ingrijpen, maar dan kreeg ze spontaan ‘blokknieën’, vertelt ze aan de rechters. ‘Dan verkrampte ik.’
De strafzaak tegen Karin S. wordt over een paar maanden voortgezet.
Die van Geert ook.
Angst speelt ook een aanjagende rol als twee mannen in december vorig jaar aanbellen bij Huibert (21) in Veendam.
Huibert zit dan met twee vrienden te gamen.
Call of duty.
Hij moet meekomen, mee naar Groningen om daar iemand bang te maken.
Iemand die geld moet betalen.
Bange mensen komen sneller met geld over de brug, zo begrijpt Huibert.
Om de klus te klaren krijgt hij in de auto een ploertendoder in handen gedrukt.
Tegen de rechters: ‘Als ik niet deed wat ze zeiden, zouden ze m’n hond doodmaken.’
Rechters: ‘Had u gedronken?’
Huibert: ‘Tien halve liters.’
Rechters: ‘Drugs?’
Huibert: ‘Een joint.’
Aangekomen in Groningen laat de man met de schulden zich op de afgesproken plek op de Grote Markt niet zien.
Gedrieën lopen ze een tijdje door de binnenstad.
Ze passeren een man die op straat staat te bellen.
Huibert loopt naar hem toe, zegt ‘moi’ en direct daarop haalt hij uit met de ploertendoder.
Twee keer, drie keer op het hoofd.
Niet heel lang daarna ligt de beller op de intensive care, waar artsen hem 24 uur in slaap houden om zijn leven te redden.
Dat lukt op het nippertje.
Huibert: ‘Het was niet de bedoeling.’
De rechters: ‘En toch is het gebeurd.’
Huibert: ‘Ja. Ik moest iets doen. Ik was zo bang, ik kon helemaal niet meer nadenken.’
De rechters zeggen dat het niet veel had gescheeld of Huibert had als moordenaar in de rechtszaal gezeten.
Hij knikt, dat snapt hij nu ook wel.
Was hij – achteraf – maar niet zo bang geweest voor die twee mannen, dan had hij het nooit gedaan.
De officier van justitie is niet gecharmeerd van deze verdachte.
Ook al omdat de twee vrienden met wie Huibert thuis zat te gamen verklaarden dat hun vriend helemaal niet werd bedreigd en niet werd gedwongen mee te gaan naar Groningen.
De aanklager: ‘Dit is een klassiek voorbeeld van zinloos geweld.’
Het voorstel: 6.000 euro betalen aan het slachtoffer en drie jaar gevangenisstraf (waarvan een jaar voorwaardelijk).
Na detentie een stevige behandeling in een strenge kliniek.
Huibert had stiekempjes gehoopt op jeugddetentie.
Voor een verblijf in een gevangenis voor volwassenen is hij een beetje bang.
Joost (45) leek om de drommel niet bang toen agenten hem wilden arresteren.
In plaats van de handen omhoog, gooide hij een 14,8 kilo wegende metalen zuurstoffles naar de agenten, bedreigde hij hen met verbale kogels en de dood, vernielde hij met zijn blote vuisten de politieauto en trok hij zich niets aan van de wapenstok en de pepperspray waarmee het gezag hem wilde vloeren.
Geboeid onderweg richting het politiebureau bleef Joost vloeken en tieren en hoogst onaardig. Eenmaal veilig achter slot en grendel vernielde hij de celdeur met zijn beenprothese.
Joost kijkt zoals hij oogt: somber.
Zegt zachtjes tegen de rechters: ‘Ik kan mij er niets van herinneren. En ik vind het heel erg wat er is gebeurd.’
Er was een 112-melding dat er een man languit op de doorgaande weg lag.
Rechters tegen Joost: ‘Dat was u.’
Joost: ‘Ik wilde dood, ik wilde zelfmoord plegen. Zou ik overreden worden, dan was alles voorbij.’
Dat hadden de rechters in het strafdossier gelezen.
Joost: ‘Ik was heel somber, ’s ochtends al. Ik heb toen zes halve liters gedronken en xtc-pillen gekocht in het bos achter de Menkemaborg. Dacht, als ik alles in een keer inneem, dan is het zo voorbij.’
Rechters: ‘U kijkt nu ook heel somber.’
Joost: ‘Ik wacht nog steeds op hulp.’
Rechters: ‘Waarom wilde u zelfmoord plegen?’
Joost, vermoeide stem: ‘Slechte jeugd gehad, veel meegemaakt.’
Er volgt een relaas, zo naar dat iedereen die het leven vrolijk lief heeft er in de war van raakt.
Hij was fitter, dat was zijn lust en zijn leven, maar toen kwam er dat akelige ongeluk en werd hij afgekeurd.
Nu zit hij 32 uur per week achter een naaimachine bij de werkvoorziening wat hij dag in en dag uit verschrikkelijk vindt.
Net als het geweld en de drank vroeger thuis, met zijn moeder van 17 en een tante die hem misbruikte, tien broers, het ongeluk, zijn been.
Een keer had hij een auto cadeau gedaan aan een jongere broer. Nog diezelfde dag reed die zich dood in die cadeau gegeven auto.
Het leven van Joost bestaat overdag uit akelige flashbacks en ’s nachts uit nare dromen.
De huisarts schreef pilletjes voor.
Het is om bang van te worden.
Officieren van justitie noemen alles wat verboden is en toch geschiedt ‘ernstige feiten’.
Zo ook nu.
Om het weer goed te maken met de samenleving: twee dagen celstraf en een werkstraf van 60 uur (eis).
Joost mompelt dat het wel goed is en zegt dat hij heel graag zijn excuses wil aanbieden aan die agenten.
De rechters: ‘Dat moet u maar met de reclassering regelen.’
Joost: ‘.’
Denkt na en zegt dan: ‘Ik schrijf wel even een brief.’
Rob Zijlstra
uitspraken volgen
→ inzetje: bram vermeulen / doodgewone jongen